Cursus (7 lessen najaar 2024) Duitse kunst 1740-1918 door Martijn Pieters
7 Lessen op maandagochtend: 30 september, 7 oktober, 4, 18 en 25 november, 2 en 16 december
‘Dutzendkunst’ en ‘Rinnsteinkunst’. Kunst in Duitsland 1740-1918.
Van Pruisen naar de Republiek van Weimar
In de 18de eeuw was Duitsland de bakermat van de Romantiek. Schilders als Caspar David Friedrich, Johann Christian Dahl en Philipp Otto Runge vertegenwoordigden de verheerlijking van de natuur en het historische verleden zoals dat in de literatuur door Goethe en Schiller vertaald werd. De Pruisische koningen, die vanuit Berlijn steeds meer macht en grondgebied vergaarden, behoorden tot de klandizie van deze schilders. In de kunsten waren, net zoals in het grote voorbeeld Frankrijk, de academies en aanverwanten dominant als het ging om de ‘goede smaak’ en ‘juiste stijl’. Dat betekende dat ook in Duitsland het neoclassicisme en de grootse onderwerpen het hoogst aangeschreven stonden. Maar net zoals elders in 19de eeuws Europa zou ook in Duitsland steeds meer de strijd tussen de verschillende stijlen en stromingen losbarsten, waardoor schilders als Adolf von Menzel, Otto Knille en Arthur von Werner uiteindelijk kwamen te staan tegenover de nieuwe generatie met Frits von Uhde, Max Slevogt, Max Liebermann, Max Klinger, Lovis Corinth, Franz von Stuck en vele anderen. Zij bekeerden zicht tot de nieuwe moderne stromingen als Realisme, Impressionisme en Symbolisme. De opmars van deze vernieuwingen zou niet stoppen met de eeuwwisseling, maar juist in een versnelling gaan. Aan het begin van de 20ste eeuw werden in Dresden, Berlijn en München de kunstenaarscollectieven van ‘Die Brücke’ en ‘Der blaue Reiter’ gesticht, welke radicaal zouden breken met de tradities en compleet nieuwe kunst wilden maken. Maar ook in Duitsland zou de uitbraak van de Eerst Wereldoorlog in 1914 alles tot een abrupt einde brengen. In zeven keer een uitgebreide blik op de kunst met wellicht onbekendere, maar zeker niet minder belangrijke namen.
Docent Martijn Pieters
Martijn Pieters studeerde Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, waarbij hij zich specialiseerde in de kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen. Een lang verblijf in Trier zorgde voor een ongeremd enthousiasme voor de Duitse kunst, waarover hij publiceert en met liefde vertelt.