Terug naar het overzicht

Dirck Wilre, Grafter slavendrijver

Dirck Wilre stamde uit een belangrijke familie van schouten. Een schout was eigenlijk een soort burgemeester. De vader van Dirck was Schout van Graft in de zestiende eeuw. Van oorsprong komt de achternaam Wilre uit Limburg, uit het plaatsje Wilre. Dirck werd in 1636 geboren in Graft in een gezin van zeevaarders. Zijn drie jaar oudere broer Jacob voer met andere Grafters uit naar de Caraïbische eilanden. Daar belandden Jacob en Dirck in de slavenhandel en de handel in smokkelwaar.

Dirck sloot zich in 1658 aan bij de West-Indische Compagnie en werd uiteindelijk benoemd tot hoofd van fort Elmina in Ghana. Samen met een inheemse vrouw Helena Correa, kreeg hij daar een zoon. In 1665 keerde Dirck tijdelijk terug naar Graft met zijn inmiddels vierjarige zoon Hendrik. Hij trouwde met de Amsterdamse Maria de Perel. Zij nam zijn zoon van kleur niet op in huis. Kort daarna voer hij met onder meer drie slavenschepen weer naar Afrika.

Dirck Wilre moest er als Gouverneur op toezien dat de mensenhandel vanuit Afrika zo voorspoedig mogelijk verliep. Dircks broer Jacob voer op een schip dat de slaafgemaakten van Afrika naar Curaçao vervoerde, waar ze verkocht werden. De handel in slaafgemaakten nam tijdens zijn bewind een geweldige vlucht. Van tweeduizend slaafgemaakte Afrikanen in 1667 naar meer dan vijfduizend in 1668. Dirck Wilre was er zelfs trots op. Hij liet zich in Elmina portretteren met een tot slaafgemaakte Afrikaan aan zijn voeten.

Op de terugweg naar Nederland kwam Wilre aan zijn einde toen zijn schip bij Schiermonnikoog aan de grond liep. De sloep waarin hij aan land probeerde te komen, sloeg om, waarna hij in Graft werd begraven.

Het grafboek van Graft

In het grafboek van de gereformeerde kerk van Graft is te lezen dat Dirck Wilre op 21 oktober 1674 werd begraven in Graft. Er staat bij dat hij ‘in zijn leven Gouverneur van het kasteel demina’ was. Bedoeld wordt het fort Elmina, aan de kust van Ghana.