Kayleigh Kremer nieuwe archeoloog bij Erfgoed Alkmaar
“Ik kan mezelf beter kwijt in de ‘chaos’ van de archeologie”
Als kind deed ze al opgravingen in de zandbak en verzamelde ze steentjes en schelpjes als ze met haar ouders wandelde. Toen ze tijdens een stage voor haar archeologie opleiding vuursteen vond bij een opgraving in Friesland, was haar liefde voor de prehistorie geboren. Kayleigh Kremer is sinds 1 augustus onze nieuwe collega archeologie. Niet dat ze verwacht veel uit de prehistorie aan te treffen in de gemeente Alkmaar: “Wat werken bij een gemeente leuk maakt, is dat alles wat je vindt, bijdraagt aan het complete verhaal. Dan maakt het niet uit uit welke tijd het komt.”
Ondanks een aangeboren liefde voor het vak, begon Kayleigh na haar studie niet meteen als archeoloog: “Toen ik bezig was met mijn master Archeologie aan de Universiteit van Leiden, werd ik al benaderd voor een baan bij een Ingenieursbureau in Delft. Ik woonde daar samen met mijn vriend. Hij studeerde er aan de TU, dus het kwam praktisch gezien heel mooi uit. Maar ik merkte al snel dat ik de chaos miste die voor mij hoort bij archeologie. Opeens zat ik daar in een strakke kantoorruimte te werken in een vast stramien. Dat bleek niet echt bij mij te passen.”
Kun je beschrijven wat je met die ‘chaos’ bedoelt?
“Het is misschien vooral de sfeer. Als je een archeologisch bedrijf binnenloopt, dan voel je het meteen. Het is een soort chaos die er heerst. Geen keurig opgeruimde bureaus maar stapels papieren, boeken en dingen waar je op dat moment mee bezig bent. De boel is veel meer in beweging, zeg maar. Heel anders dan zo’n omgeving waar alles zijn vaste plek heeft en waar alles al voor je is bedacht. Dat doet iets met mijn enthousiasme. Ik kan dan gewoon minder van mezelf kwijt.”
“Ik ben geboren in Assen. Op kamers gaan in Deventer voor de Hbo-opleiding archeologie, was voor mij een hele stap. Maar Deventer voelde veel minder als een grote stad dan ik had verwacht. Ik voelde me er heel snel thuis. En datzelfde heb ik nu met Alkmaar.
Inmiddels woon ik samen met mijn vriend in Akersloot. Hij is opgegroeid in Heiloo en heeft daar nog steeds zijn vaste vriendenclub. Dus hij is eigenlijk weer thuis. En ik denk dat dat voor mij ook snel weer zo gaat voelen.”
Hoe kwam je bij Erfgoed Alkmaar terecht?
“Na dat ene jaar bij het ingenieursbureau, had ik een baan gevonden bij Archeologenbureau Argo in Zaandam. Maar als archeoloog droom je meestal toch van een baan bij een gemeente die zelf opgravingen doet. Ik had daar al een beetje kennis mee kunnen maken tijdens mijn eerste stage, bij de afdeling archeologie beleid van Erfgoed Delft. Ik was dan ook al een tijdje op zoek naar een vacature bij een gemeente. Ik wilde wel graag in Noord-Holland blijven werken, omdat we daar inmiddels ook woonden. En ja, daar zijn maar een paar gemeenten die zelf opgraven. En toen kwam opeens die vacature in Alkmaar online. Ik gaf mezelf niet veel kans. Er komen niet vaak functies vrij als archeoloog bij een gemeente. En bovendien had ik niet zo heel veel kennis van aardewerk uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd, wat wel gevraagd werd in de vacature.”
En toch viel de keuze op jou?
“Ja, dat klopt. Dat kwam door mijn enthousiasme. En een paar dingen die ik gezegd had tijdens de sollicitatie. Zo had ik verteld dat ik bij het archeologenbureau altijd de neiging had om dingen op te pakken die steeds maar bleven liggen. Dat ik dan blijkbaar die verantwoordelijkheid voel. Nancy vertelde me dat ze veel van zichzelf herkent in mij.”
Wat ook een rol speelde, was het feit dat ik al eens samengewerkt had met Guus. Bij die opgraving in Krommenie waar we de Romeinse wachttoren hebben opgegraven, was hij één van de senior archeologen. Ik was toen nog junior archeoloog en had nog niet veel grote opgravingen meegemaakt. Ik heb hem toen veel vragen gesteld en gevraagd of hij mij bepaalde dingen kon leren, zoals bijvoorbeeld het tekenen van een profiel. Het was Guus bijgebleven dat ik graag wilde leren en heel aandachtig luisterde naar nieuwe aanwijzingen of feedback.”
Hoe kwam je eigenlijk op het idee om archeologie te gaan studeren?
“Dat leek me al leuk toen ik nog klein was. Volgens mijn ouders deed ik in de zandbak al mijn eigen opgravingen. Ik was altijd op zoek naar dingetjes. Als we gingen wandelen verzamelde ik steentjes en aan zee zocht ik schelpjes. En toen op een gegeven moment mensen begonnen te vragen wat ik later wilde worden, was het antwoord dus archeoloog. Het probleem was dat het altijd alleen een universitaire studie was, terwijl ik havoadvies had gekregen. Uiteindelijk deed ik havo, mavo en mbo Juridische dienstverlening. Maar in dat laatste jaar wist ik al zeker dat dat niks voor mij was. Veel te theoretisch. Dus ik deed een beroepskeuzetest. En toen kwam opeens HBO archeologie naar voren…”
(Tekst gaat verder onder de foto)



Liefde voor prehistorie
Tijdens mijn tweede stage werkte ik mee aan een Steentijdopgraving in Rottevalle in Friesland. Vakken van elk een vierkante meter gingen mee in een big bag. Je weet wel, zo’n zak waar je ook grond in kunt kopen. Vervolgens gingen we de inhoud zeven en dan kwam je dus vuursteen tegen. Dat was in die tijd hét gereedschap. Je vindt minder aardewerk uit de prehistorie, ook omdat dat nu eenmaal sneller vergaat. Vuursteen werd voor van alles gebruikt. Ze maakten er pijlpunten van, of bijvoorbeeld een vuistbijl. Die heeft een beetje de vorm van een druppel, zodat je hem in je hand kunt houden. Ook veel schrabbertjes kwamen we tegen. Dat zijn eigenlijk gewoon kiezeltjes die ze dan gebruikten om bijvoorbeeld huiden mee schoon te maken. Maar ook priemen van vuursteen vonden we, om bijvoorbeeld gaatjes in leer te maken.
Afstuderen op vuursteen
In het begin was dat allemaal natuurlijk lastig te herkennen voor mij. Maar de senior archeoloog met wie ik toen werkte, Jeroen Mendelts, van RAAP Noord, was specialist in vuursteen. Hij kon daar zo goed over vertellen! Daar is echt mijn liefde voor de prehistorie ontstaan. Dus toen ik een onderwerp nodig had voor het afstuderen, dacht ik meteen weer aan die opgraving. Ontzettend leuk dat ik dan gewoon alles had gedaan. Zowel de opgraving als de uitwerking en het determineren.
We kwamen er uiteindelijk op uit dat daar waarschijnlijk een soort jachtkampje is geweest in het Mesolithicum (circa 8800-4700 v.oor Christus, red.). Dus ongeveer 10.000 jaar geleden.
Wat maakt die tijd zo interessant voor jou?
“Juist het feit dat we er niet veel over weten, vind ik interessant. Over de late middeleeuwen en de nieuwe tijd hoor en lees je al heel veel. En daar heeft iedereen ook al een mening over. Je hebt het Deventer systeem (een systematische manier om (post-)middeleeuws aardewerk en glas te beschrijven, red.). En daar moet het gewoon in passen. Maar met vuursteen ligt dat allemaal nog heel erg open. Er zijn wel bepaalde herkenbare vormen maar er valt ook nog heel veel te ontdekken. Dat vind ik het leuke. Dan krijg ik echt het gevoel, hier heb ik aan bijgedragen. Ik heb iets ontdekt en het verhaal completer gemaakt.”
Is de kans groot dat je iets uit de prehistorie vindt in de gemeente Alkmaar?
“Nee, maar dat wist ik. Al heb je natuurlijk wel de strandwal, waar pas nog die opgraving was in Oudorp. Maar wat werken bij een gemeente als Alkmaar aantrekkelijk maakt, is dat je voortdurend bezig bent met die ene gemeente. We zijn hier in onze eigen bubbel. Alles wat we hier samen doen, helpt om het verhaal van Alkmaar completer te maken.”
Wat is je indruk tot nu toe?
“Nou, ik viel natuurlijk meteen met mijn neus in de boter. Ik had net twee weken de tijd om een beetje te wennen op kantoor. En toen konden we meteen met zijn allen het veld in. Eerst samen met Guus naar het Verdronkenoord.
Daar hebben we veel sporen gevonden uit verschillende periodes. Van ongeveer van 1600 tot aan nu, en dat is toch zo’n vierhonderd jaar bij elkaar. Er zaten een paar erg leuke vondsten tussen, zoals dat kleurige tegeltje [verwijzing naar artikel]. Heel leuk was dat. We zaten middenin de moderne vondsten en ineens komt dan zo’n tegeltje uit 1600 naar boven!”
“De tweede opgraving was in Oudorp. Dat was een hele grote. Met niet zoveel vondsten, maar wel de mogelijkheid om de verschillende lagen te onderzoeken. De landschappelijke context, de geologie. Daar kreeg ik de gelegenheid om eens goed te oefenen met het maken van veldtekeningen. Die had ik wel eerder gemaakt, maar nooit zo groot. En er was eigenlijk ook nooit genoeg tijd voor, want meestal gaat alle aandacht naar de vondsten en de sporen bij zo’n opgraving.”
In wat voor soort team ben je terechtgekomen?
“Een team van alleen maar gepassioneerde en enthousiaste mensen. Ik werd ook meteen heel hartelijk en open ontvangen en voelde me al snel thuis. Het grappige was dat Guus me bij die eerste opgraving meteen in het diepe gooide. Ga het maar doen, zei hij. Je hebt toch archeologie gestudeerd? Heel fijn vond ik dat. Dat voelde echt als een teken van vertrouwen in mijn kunnen.”
Wat is of wordt precies jouw functie?
“Nou, eigenlijk ben ik gewoon allround archeoloog. Ik werk samen met het team en mag de komende tijd gaan kijken waar ik het meest enthousiast van word. Maar we hebben het de afgelopen tijd zo druk gehad met die opgravingen, dat ik nog niet de gelegenheid heb gehad om te zien wat er eventueel nog open ligt aan werkzaamheden.”
Als je terugkijkt op je loopbaan tot nu toe. Wat maakte dan de meeste indruk?
“Dat was op de eerste plaats natuurlijk die vuursteen die we vonden in Friesland. Maar ik heb ook meegewerkt aan een opgraving in Krommenie waarbij een Romeinse wachttoren is gevonden. Dat bleek de meest noordelijke Romeinse wachttoren te zijn die ooit in Nederland is gevonden.
En als ik kijk naar mijn eerste maanden hier, dan ben ik erg onder de indruk van de manier waarop Archeologie in de gemeente Alkmaar samenwerkt met Monumentenzorg. De monumentenadviseurs nodigen ons bijvoorbeeld uit voor een bezoekje aan een bepaald pand. En dan laat Jeroen, de bouwhistoricus, zien wat kenmerkend is voor een bepaalde tijd. Op die manier kunnen wij dan weer verbanden leggen met funderingen die we vinden uit diezelfde periode. Oh, bij zo’n fundering hoort dus zo’n huis…
Maar ook de aandacht voor participatie spreekt me aan. Alle vondsten en ontdekkingen worden gedeeld via de website en de sociale media. We houden inwoners heel erg op de hoogte van wat er gebeurt. En dat is iets wat ik heel belangrijk vind. Archeologie is immers voor ons allemaal.”
