Terug naar het overzicht

Rob Roedema: “Ik moet me helemaal geven!”

Archeologen Peter Bitter en Rob Roedema nemen afscheid maar komen terug als vrijwilliger

Eerder dan verwacht, moesten we afscheid nemen van Rob Roedema. Hij had nog graag een paar jaar willen blijven, tot zijn pensioengerechtigde leeftijd. Maar zijn gezondheid maakte dat het anders liep. Als je ons volgt op de sociale media, ken je Rob van zijn wekelijkse rubriek ‘Vondst op vrijdag’. Met elke week een andere vondst met bijpassend verhaal. Rob Roedema. De man die geboren werd met een passie voor archeologie. Die zichzelf het vak aanleerde. En die zich onmisbaar maakte bij zijn collega’s vanwege zijn kennis en natuurtalent voor het leggen van verbanden.

Hij groeide op in Purmerend. Als jochie van acht á tien ging hij al schatgraven op plekken waar gesloopt werd. Thuis had Rob Roedema een hele verzameling vondsten van tegeltjes, potten en pannen. In 1987 richtte hij de Stichting Behoud Alkmaarse Bodemvondsten op. Samen met enkele andere liefhebbers, onder wie zijn partner Carina. De stichting ging later op in de Historische Vereniging Alkmaar.

Ik hielp regelmatig als vrijwilliger

“De eerste keer dat ik de gemeente hielp bij een opgraving, was in 1990 in de Pastoorsteeg en de Breedstraat. In diezelfde tijd is de gemeentelijke archeologische dienst ontstaan, met Peter Bitter als eerste archeoloog. In 1993 kwam ik ook in dienst. En tot die tijd hielp ik regelmatig als vrijwilliger via onze stichting.”

“Zoals bijvoorbeeld bij de opgraving aan de Wortelsteeg in 1992. Daar hadden vanaf de zestiende eeuw allemaal pottenbakkers gezeten. Dus daar kwam een heleboel pottenbakkersafval naar boven. Veel van die vondsten heb ik later beschreven in de rubriek Vondst op Vrijdag. Het heette vroeger ook de Pottenbakkerssteeg, hè? Maar als ambachten veranderden, in die tijd, veranderden vaak de straatnamen mee. Al denk ik dat deze steeg misschien wel genoemd zal zijn naar de Wortelpoort. Die zat vroeger aan het eind van de steeg, halverwege de Wageweg. We hebben nog resten van die poort teruggevonden. Dat was toen er wegwerkzaamheden waren aan de Wageweg tussen 2006 en 2008. Toen vonden we ook delen van de stadsmuur terug uit de tijd van het beleg. (Dat stuk stadsmuur is nog altijd te zien, langs de weg, ter hoogte van het IJkgebouw, red.)

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Een aangeboren gevoel voor archeologie

“Ik had in die tijd zoveel ruimte voor mijn passie, omdat ik was afgekeurd. En toen ik na een paar jaar weer mocht gaan werken, was dit mijn reïntegratietraject.”

En moest je toen alsnog je diploma’s halen?

“Nee, dat hoefde niet. Al doende leer je en daarvan ben ik het bewijs. Het voelt inderdaad of mijn gevoel voor archeologie is aangeboren. Maar eigenlijk is het ontstaan in mijn schooltijd. Tussen mijn huis en de school gebeurde het. Daar ging een wereld voor me open. Purmerend was een groeigemeente en zo’n beetje het hele centrum ging plat in die tijd. Vooral de opgraving van het kasteel van Willem Eggert was indrukwekkend. Slot Purmersteijn. Een jaar of acht was ik toen en ik vermoed dat het vuurtje toen is gaan branden. Vervolgens ging ik overal graven waar de grond open ging. Dat kon nog in die tijd. Ik was een verzamelaar. De hele zolder stond vol met spullen. Eerst nog zonder enige gedachte erachter. Pas later, vanaf mijn twaalfde of dertiende ging ik me meer verdiepen in de verhalen erachter. In die tijd verhuisden we naar Egmond. Maar toen ben ik nog een hele tijd op en neer gegaan naar Purmerend. Kwam ik terug met zakken vol materiaal. Soms met de fiets maar ook wel met de bus. De buschauffeur zag me aankomen met al die bende! Maar alles was mooi in mijn beleving. En heel lang was ik de enige in Purmerend. Totdat ik in de krant kwam met mijn verhaal

Op een gegeven moment werd jouw passie dus serieus werk. Hoe ging dat, de eerste jaren bij de gemeente?

“Peter en ik hebben een tijdlang met zijn tweeën gewerkt. Dat ging heel goed. We vulden elkaar uitstekend aan. Ik maakte tekeningen en beschrijvingen van vondsten. En Peter werkte het uit en voegde alle gegevens samen. Hij bracht ordening aan in het geheel. Ik verzamelde, analyseerde en voerde aan. Dat ben ik mijn hele loopbaan blijven doen.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

In het begin was alles handwerk

“In het begin was alles nog handwerk. Uiteindelijk werd het steeds digitaler. Dat vond ik soms wel lastig. Zeker toen mijn zicht slechter begon te worden. Dat was uiteindelijk ook de aanleiding om vroeger te stoppen. Mijn zicht ging namelijk steeds sneller achteruit. En kracht zetten maakte het erger. Dus na een opgraving was het extra beroerd. Vandaar dat ik uiteindelijk met pijn in mijn hart ben gestopt. Ik had geen andere keus. Als ik het zicht dat ik nu nog heb een beetje stabiel wilde houden, moest ik sowieso stoppen met het zware werk in het veld. En rustig aan doen, is niks voor mij. Ik moet me helemaal geven. Ik kan het niet een beetje doen. Al zal dat straks wel moeten, als ik als vrijwilliger verder ga. Want ik wil wel bezig blijven met mijn passie. Misschien kan ik dan nog eens een beetje over de grond kruipen met een troffel. Maar echt graven, dat zal niet meer gaan.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Is een archeologisch centrum belangrijk voor een gemeente als Alkmaar?

“Archeologie vertelt het verhaal van een stad of dorp. En daarvoor moet je dingen vastleggen. Voordat er een archeologische dienst was, gebeurde dat niet. Toen al ging er van alles plat in de stad. De ene wijk na de andere verdween. Soms werd er opgegraven, maar er werd niks officieel vastgelegd. En het terrein werd ook niet afgezet. Wij stonden klaar om in het gat te duiken als ze weg waren. Dat zou nu niet meer kunnen.”

“Zoals ik het zie, brengt archeologie de geschiedenis tot leven. Al is dat soms moeilijk uit te leggen. Pas nog kreeg ik te horen dat mensen mijn werk echt niet snapten. Die is koekoek, denken ze dan. Wat heb je nou aan al die potjes en dingetjes? Maar als je veel vondsten hebt, uit allerlei opgravingen en allerlei tijden, dan leer je ontzettend veel over de stad of het dorp.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Wat is er nog van de inboedellijst?

Vanaf de zestiende en zeventiende eeuw is er best veel vastgelegd op schrift. Wat ik dan altijd mooi vind, is zo’n boedelbeschrijving. Daarin staan alle spullen die op een bepaald moment bij een huishouden hoorden. En dan natuurlijk kijken of je er iets van terug vindt bij een opgraving. Al lukt dat vaak ook niet hoor. Wij hebben zelf een tijd op de hoek van de Koningsweg en de Doelenstraat gewoond. Op de plek waar in de zeventiende eeuw de herberg Hof van Holland zat. Daar had ik een mooie inboedellijst van. Gemaakt rond 1660. We hadden een put gevonden op het terrein. En daar hebben we ook gegraven met de gemeente. Maar niks van die boedellijst… Waarschijnlijk stonden daar juist de spullen op die bewaard zijn gebleven. En niet de spullen die als afval terechtkwamen in de beerput…”

Judith Flapper

Lees ook het interview met Peter Bitter: “Het is mijn levenswerk dat ik overdraag”

Erfgoed Magazine Alkmaar 73 zomereditie

Dit is de zomereditie van Erfgoedmagazine Alkmaar. Met extra veel aandacht voor Open Monumentendag. Zo gingen we op bezoek bij Marcel en Wesley. De eigenaren van het eerste huis dat ooit meedeed in Nederland aan Open Monumentendag.

Rob Roedema geboren met liefde voor archeologie

Elke week bespreekt stadsarcheoloog Rob Roedema een opmerkelijke archeologische vondst in zijn rubriek ‘Vondst op vrijdag’. Zowel op Facebook als op Instagram Erfgoed Alkmaar. De groep die deze berichten volgt, wordt steeds groter. Van gouden ringen tot en met koperen tabaksdozen, leren schoentjes, kinderspeelgoed en allerlei serviesgoed van aardewerk porselein. Alles komt aan bod, met steeds een leuk en wetenswaardig verhaal. Een gesprek met de man achter de Vondst op vrijdag: “Het gaat mij niet om het voorwerp, maar om het verhaal dat dat voorwerp vertelt.”

Vondst op vrijdag

Wekelijks belichten we op onze social media een ‘vondst op vrijdag’. Op deze plek zijn de gedeelde berichten terug te lezen.