Hyacintvaas

Vondst op vrijdag

De vondst van vandaag is een hyacintvaas, gevonden in 2000 onder het Canadaplein. Op dit plein, dat nu in gebruik is als cultuurplein, werden in dat jaar grootschalige opgravingen gedaan. Daarbij werden onder meer een paar beerputten gevonden die waarschijnlijk hebben gehoord bij de provenierswoningen van het voormalige Oude Mannengasthuis.

De put waar deze vaas uit komt, was gevuld met rood- en witbakkend aardewerk, faience, porselein, kleipijpen en glas uit de periode 1725-1785. Daartussen dus ook deze opvallende vaas!  Het is een conisch model met een bovenzijde in de vorm van een kommetje. De vaas is 14 cm hoog en gemaakt van helder glas met een blauwe zweem. De geschiedenis van het zogenaamde bloembollenglas gaat terug tot de zeventiende en de achttiende eeuw, toen in Haarlem de bloembol grote furore maakte, met als gevolg de welbekende tulpengekte in het tweede kwart van de zeventiende eeuw. Een tijd waar een tulpenbol net zoveel koste als een groot woonhuis. Minder bekend is dat zo’n honderd jaar later, rond 1734, een hyacintenmanie ontstond. Die begon eigenlijk in 1684 toen kweker Pieter Voorhelm een hyacint op de markt bracht, die zowel in het binnen- als in het buitenland zó aansloeg, dat  ook de tulp op de tweede plaats kwam te staan. Overigens was de hyacint in de zestiende eeuw tegelijk met de tulp vanuit het nabije Oosten naar Nederland  gekomen, maar bleek toen dus nog geen concurrentie  voor de  veelzijdige en kleurrijke tulp. Door Voorhelms introductie van zijn nieuwe hyacint  en met Madame de Pompadour als één van de grootste fans, werd de hyacint super populair en ging ook de hyacintenbol, maar dan in iets mindere mate dan tijdens de tulpengekte, voor astronomische bedragen van de hand.

Nog aantrekkelijker was het toen bleek dat de hyacinten op glas gezet kon worden, waarbij de groei van het wortelstel te volgen was. Het begrip bloembollenglas was geboren!  De eerste glazen die werden gemaakt waren vooral functioneel. Een hoge pijp om de wortels de ruimte te geven, met een soort kommetje erop om de bol op zijn plaats te houden. Die eerste exemplaren waren van kleurloos glas maar rond 1800 veranderde dat, vanuit de gedachte dat wortels zich beter konden ontwikkelen in het donker. Toen kwamen er glazen in allerlei kleuren, zoals kobalt, groen en paars.

Tot ieders vreugde bleken de hyacinten zich ook heel goed binnenshuis te ontwikkelen. En dat dan ook nog tijdens de koude dagen!  Zo haalde men hartje winter de lente in huis. De hyacinten waren er in allerlei kleuren en roken ook nog eens lekker. Daar kon geen tulp meer tegenop. En de provenier in het Alkmaarse gasthuis had in zijn nadagen blijkbaar nog een fleurige en geurige liefhebberij om niet achter de geraniums te hoeven zitten.

De informatie voor deze rubriek wordt aangeleverd door Rob Roedema, archeoloog gemeente Alkmaar.