Waarschijnlijk de enige beiaardier die door zijn publiek wordt toegejuicht
(Door Joost van Velzen, Alkmaarder en journalist voor Trouw. Gepubliceerd in Trouw in de rubriek Ter Plekke, op 6 juni 2025)
Ze moesten daar beneden eens weten. Hoe hard hij hierboven op de toetsen slaat en op de pedalen trapt. Hoe hij met gevaar voor eigen leven de eeuwenoude trappen heeft bestegen, ook vandaag weer.
Maar ze komen er nog wel achter wie zich hier schuil houdt, de duizenden toeristen beneden op de Alkmaarse kaasmarkt. Wacht maar. Straks namelijk, vraagt de lady speaker daar beneden op het Waagplein aan alle Duitse, Japanse, Italiaanse toeschouwers – of waar ze ook vandaan komen – of ze even niet naar de kaasdragers willen kijken maar naar boven. Want wie staat daar hoog op de Waagtoren naar beneden te zwaaien?
Stadsbeiaardier Christiaan Winter. Waarschijnlijk de enige beiaardier in de hele wereld die wekelijks door zijn publiek wordt toegejuicht. Normaal gesproken bereikt de bespeler van een carillon, in welke stad dan ook, vooral het winkelende volk, dat het geluid van het klokkenspel in het onderbewuste met zich meevoert op zijn tocht langs etalages. Niemand daar beneden staat er bij stil dat er een mens kan schuilen achter die muzak. Maar ja, je moet als beiaardier nu eenmaal niet van applaus willen leven.
Met een carillon stoot je niemand voor het hoofd
Wat is dan wel de drijfveer van de muzikant op grote hoogte, behalve dan het majestueuze uitzicht? Christiaan Winter hoeft er niet lang over na te denken. De truc van dit instrument is dat je er iederéén mee bedient. Hij laat meteen horen wat hij daarmee bedoelt door eerst een stuk van de Deense componist Buxtehude te spelen, dan Dikkertje Dap van Paul Christiaan van Westering (“Die doet het altijd goed”), om vervolgens naadloos door te schakelen naar Let it be van The Beatles. Over Veilchen im Schnee van Wilhelm Jerwitz hebben we het dan nog niet eens gehad.
Met een carillon stoot je niemand voor het hoofd, hoe krap het hier hoog in de toren ook is. Er is tegenwoordig veel lawaai in de openbare ruimte maar het geluid van een carillon wordt over het algemeen ervaren als gezellig, merkt de stadsbeiaardier. “En onze troef: het is live.” Tenminste, als Winter dienst heeft. Als hij er niet is (Winter heeft een dienstverband van 60 procent als beiaardier) speelt het carillon op de automatische piloot. Deze speeltrommel is toevallig net opnieuw geprogrammeerd met tal van nieuwe melodietjes. “Als ik speel zet ik hem even uit.”
Het is ook geen religieus instrument. Een carillon is een wereldlijke uitvinding. Beiaardiers worden bijna altijd door de overheid betaald. Bij een carillon moet je sowieso niet aankomen met iets naast-je-schoenen-loperigs als ‘een hoger doel’. Welnee, zegt de stadsbeiaardier van Alkmaar: “Carillons zijn er alleen maar voor de leut”.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)






Een beiaardier blaast niet zo hoog van de toren
Hoewel, daar doen we het klokkenspel misschien toch mee te kort. Want zoals de klokken thuis klinken, zo klinken ze nergens. De klanken die beiaardiers over dorpen en steden uitstrooien zijn de herkenningstunes voor de inwoners. Zoals een radiostation een jinglepakket heeft, zo heeft een stad een carillon. “Christiaan, zeggen ze wel eens tegen mij, ik voel me pas echt thuis als ik het geluid van de Waag hoor.”
Heeft het vak van beiaardier nou nog een bepaalde status, zoals dat vroeger was met de pastoor of de hoofdonderwijzer? Hij denkt van niet. Je bent meer een curiositeit. Je kunt het ook alleen in Amersfoort studeren. Uit zichzelf blaast een beiaardier niet zo hoog van de toren. Ergens ook wel lekker, vindt Winter: “De mensen zien niet dat ik hier zit met een jekkie aan met vlekken erop. Ik kan niet onhoorbaar maar wel onzichtbaar zijn.”
Joost van Velzen
Joost van Velzen (Deventer, 1968) is redacteur vervoer en transport. Daarnaast bericht hij regelmatig over retail. Op zaterdag om de drie weken schrijft hij de column Ter Plekke over onderwerpen naast het nieuws. Van Velzen is sinds 2009 in vaste dienst bij Trouw. Eerder schreef hij de tv-rubriek en had hij de portefeuille literatuur.
Joost mag dan wel geboren zijn in Deventer, hij woont vanaf zijn vierde jaar al in Alkmaar en is vanaf zijn vroege jeugd fanatiek AZ-supporter. Hij woonde door de jaren heen in Huiswaard 1 (Bregwaard), Oudorp ( een houtskeletwoning in de Breelaan) , de Blaeustraat, de Westerweg, het Willem Marishof, de Baanstraat en het Fnidsen. Binnenkort verhuist hij met zijn gezin naar de Spoorbuurt.
In Trouw schrijft hij regelmatig verhalen die zich in Alkmaar afspelen. Zo deed hij twee keer uitgebreid verslag van de staat van de Laat (over leegstand en winkels). Daarnaast schreef hij over zijn ‘jeugdzondes” (Joost was ooit radiopiraat en deed aan graffitti).
