Wit geglazuurd aardewerk

Vondst op vrijdag

Voor de vondst van vandaag gaan we door waar we vorige week zijn gebleven. Dezelfde beerput uit de Langestraat. De plek waar archeologisch onderzoek is gedaan na de nieuwjaarsbrand van 2015. De vondsten van vorige week waren allemaal van Maria Tesselschade, maar de vondsten van vandaag, uit diezelfde put, zijn van een latere periode. Wat onmiddellijk opvalt aan deze vondsten uit de periode van ongeveer 1675 tot in de vroege negentiende eeuw, is het verschil in materiaal. Waren de borden van vorige week bijna allemaal versierd, in dit geval is dat duidelijk anders. Zo rond 1675 verscheen wit geglazuurd Delfts aardewerk op de markt. Puur als modeverschijnsel, als reactie op het tot dan toe bont versierde aardewerk.

Bovendien begint in de achttiende eeuw de industriële revolutie waardoor op grote schaal aardewerk kon worden vervaardigd. Al rond 1740 beginnen ze in het Engelse Leeds industrieel steengoed te vervaardigen dat ook zijn weg vindt naar de Nederlanden. Rond 1750 is het onder andere de welbekende Wedgwood die met zijn creamware aardewerk de wereld verovert. Het is ook de tijd dat het in de mode raakt om hele serviezen samen te stellen. In de eeuwen daarvoor waren het meestal separate stukken, handgemaakt en -beschilderd en allemaal anders. Ook de trend om geen beschilderingen meer aan te brengen op servies zet zich voort in het industriële product.

Maar voor wie liever servieswerk heeft met een romantisch plaatje in wat voor kleur dan ook, blijft die mogelijkheid bestaan. Vanaf de latere achttiende eeuw zie je complete serviezen verschijnen met afbeeldingen die gemaakt werden met behulp van zeefdrukken op geprepareerd papier; ook wel transfer printwerk genoemd. Maar aan de vondsten te zien, was dat niet de smaak van de toenmalige bewoners van de Langestraat. Op enkele stukken na, is dit bijna allemaal onversierd aardewerk.

De informatie voor deze rubriek wordt aangeleverd door Rob Roedema, archeoloog gemeente Alkmaar.