Bonkige baksteen

Detail op dinsdag

13 februari 2024

Langs de Kennemerstraatweg, nummer 181 tot en met 199, staan vijf dubbele woonhuizen, die alleen al opvallen door hun grootte. De gevels zijn in 1924 gemetseld van een ruwe onregelmatige baksteen. In de eeuwen daarvoor zou dergelijke ongelijkmatige steen zijn afgekeurd, of verwerkt op plekken waar je hem niet ziet. Maar in het begin van de twintigste eeuw veranderde de smaak, en gingen mensen de avontuurlijke structuur van het ruwe materiaaloppervlak juist aantrekkelijk vinden. Wat eerder onvolkomen en lelijk werd gevonden, werd nu als esthetisch aangenaam gewaardeerd.

In vroeger eeuwen kostte het bakken van gelijkvormige bakstenen, die allemaal even goed doorbakken waren, veel moeite en vakmanschap. De stenen die het verst bij het vuur vandaan lagen, werden het minst hard en weervast en waren daardoor alleen geschikt voor binnenmuursteen. De stenen die dichtbij het vuur lagen, werden goed doorbakken en waren wel weerbestendig.
Maar als stenen net te dicht bij het vuur lagen, of als de oven te onregelmatig gestookt werd, konden de stenen vervormen. Na het afkoelen werden de stenen gesorteerd op maat, hardheid, en gelijkvormigheid. De meest gelijkmatige gevelklinkers werden het duurst. Daarmee werden in de achttiende eeuw bijvoorbeeld alleen de pronkgevels gemetseld.

Tekst gaat verder onder de foto’s.

De ‘gesinterde’ stenen, waarvan het oppervlak gedeeltelijk gesmolten was, werden min of meer als mislukt beschouwd. De architecten van de Amsterdamse School waren de eersten, die deze goedkope bakstenen juist kozen vanwege hun uiterlijk. Door hun fantasievolle metselverbanden en gevelvormen, maakten zij van het nadeel een voordeel. Andere architecten namen dit over, en verspreidden zo deze waardering voor de misvormde steen.
De baksteenfabrikanten zagen de vraag naar dit type baksteen stijgen, en waren niet te beroerd om speciaal voor de wijzigende vraag te gaan produceren.

De aan de Kennemerstraatweg toegepaste baksteen is dan ook speciaal geproduceerd met deuken, kleurverschillen, en gesinterde (net niet gesmolten) delen.
Vooral bij strijklicht valt de ruwe structuur op. De oorspronkelijke voeg, die natuurlijk niet gemakkelijk te maken was tussen de ongelijke oppervlakken, was een platgestreken voeg. De zogenoemde baarden (uitgelopen specie) werden niet weggeborsteld, waardoor de afdruk van de voegspijker hierin nog goed herkenbaar was.

Voor de bouw van deze tien huizen werd in 1924 een bouwaanvraag ingediend, in opdracht van F. Kloots uit Bergen. De architect was Th. J. Lammers uit Amsterdam. Doordat de ‘dubbele landhuizen’ per twee onder één kap zijn gebouwd, met de topgevel aan de straat, ogen ze erg groot. De bouwaanvraag voor de enorme topgevel kwam niet voetstoots door de Welstandcommissie.
Pas in tweede instantie werd een gewijzigd ontwerp, in een eenvoudige variant van de Amsterdamse School-stijl, goedgekeurd.

Van het meest rechter bouwblok, iets verder van de straat gebouwd dan de overige vier, is nog een foto bewaard gebleven van direct na de bouw: achter het nieuwe vensterglas staat nog een bord ‘Te Koop / Te Huur’. De huizen werden als project ontwikkeld, op onbebouwde grond, waar nu een geliefde buurt van Alkmaar ligt.

Dit detail is uitgelicht door Anne Pauptit, monumentenadviseur team Erfgoed, gemeente Alkmaar