Terug naar het overzicht

Bruidskroon of doodskroon uit de zeventiende eeuw

Nog een uitzonderlijke vondst uit de beerput van Langestraat 60

Uit de zeventiende-eeuwse beerput van Langestraat 60, het pand waar twintig jaar lang Maria Tesselschade Roemers Visscher woonde, kwam tussen alle andere vondsten, een merkwaardige kluwen naar boven van sierwerk van gevlochten koperdraad. Het zouden de resten kunnen zijn van een zogenoemde bruidskroon óf doodskroon. Omdat we niet precies kunnen zeggen hoe oud deze vondst is, is het ook niet zeker of hij aan de beroemde schrijfster toebehoorde. De kroon kan ook door bewoners voor of na Maria Tesselschade zijn weggedaan. Maar de verrassing op de spoelzeef was er voor de archeologen niet minder om.

De merkwaardige vondst kwam aan het licht na de opgraving, bij het spoelen van de inhoud van de beerput in de werkplaats. Op de zeef lag een bosje van bij elkaar gestoken figuurtjes van draad, dat bij het schoonmaken uit elkaar viel. De figuurtjes waren gemaakt uit dun koperdraad dat met zijdedraad is omwikkeld en vervolgens is gebogen en gevlochten tot kleine bladeren. De vormen zijn opgevuld met maaswerk van zijde. Vervolgens zijn de losse onderdelen gebundeld en samengebonden tot bloemetjes, omwikkeld door een zijden draad. Tijdens de lange periode in de beerput zijn de kleurstoffen opgelost maar ongetwijfeld was de zijdendraad ooit fel gekleurd. Hij vertoont nog schakeringen in licht- en donkerbruin tot zwart. En dat zwart zou een restant van zilver kunnen zijn.

Na flink speurwerk in literatuur en op internet werden vergelijkbare vondsten in binnen- en buitenland ontdekt. Onze vondst is geïdentificeerd door Deandra de Looff. Tijdens een stage voor haar studie archeologie aan de Universiteit van Leiden bestudeerde zij enkele maanden lang, in 2017 en 2018, de grote hoeveelheid gevonden textielfragmenten uit deze beerput. Op basis daarvan schreef zij een textielbijdrage voor RAMA (Rapport over Alkmaarse Monumenten en Archeologie) deel 25 dat waarschijnlijk dit najaar verschijnt (zie kader).

Vrolijk of triest?

De vraag is of de vondst een herinnering is aan een bijzonder vrolijke of juist een intrieste gebeurtenis? In de kluwen van gevlochten bloemetjes van koperdraad herkennen we namelijk een zogenoemde bruidskroon óf een dodenkroon. Van beide zijn voorbeelden bekend waarbij soortgelijke bloemetjes zijn vervlochten tot een soort tulbandvorm, soms getooid met figuurtjes van glas, papier of metaal.

Het was in de zeventiende eeuw de gewoonte om gevlochten bloemenkransen (of kronen) te gebruiken bij bruiloften en bij begrafenissen. De bruid droeg de bloemenkrans op het hoofd of de krans werd boven haar hoofd gehangen, bijvoorbeeld als het echtpaar aanzat op de ereplaats bij het banket. Maar bloemenkransen speelden ook een rol bij begrafenissen van jonge kinderen of ongehuwde jongvolwassenen. De bloemenkroon werd dan op het hoofd of de borst geplaatst of op de deksel van de kist gelegd.

Vergelijkbare bruidskroon

Hoewel de details verschillen, doet onze vondst denken aan een bruidskroon die is opgenomen in de collectie van het Amsterdam Museum. Dit is een soort tulband van vlechtwerk van omwonden zilver- en ijzerdraad waarin bladeren, knoppen en tulpen van zilver- en gouddraad zijn verwerkt, samen met allerlei kleine glazen figuurtjes. Een bijgevoegde notitie uit 1800 licht toe dat dat hoofddeksel is gedragen door Brigitta Stuyling bij haar huwelijk met de hervormde predikant Petrus Schaak in Alkmaar in 1667. Vervolgens hebben haar nazaten het bruidskroontje eeuwenlang zorgvuldig bewaard onder een glazen stolp.

Of toch een doodskroon?

Maar het kan dus ook zijn dat we hier in Alkmaar de resten hebben gevonden van een doodskroon, gebruikt bij het opbaren van een overleden kind of ongehuwde man of vrouw.

Doodskronen waren er destijds in allerlei uitvoeringen maar er zijn diverse exemplaren bekend met vergelijkbare bloemetjes van koperdraad en textieldraad. Een handvol van dit type is in Nederland door archeologen opgegraven in begraafplaatsen bij Oosterhout, Didam en Oldenzaal. Ook in Duitsland zijn er een paar opgegraven. Daar zijn trouwens ook veel doodskronen overgeleverd en bewaard gebleven doordat ze in kerken zijn opgesteld of opgehangen bij gedenkplakkaten van overledenen.

Een doodskroon werd ook wel bewaard in het ouderlijk huis van de overledene. Doodskronen die vergelijkbaar zijn met onze kroon, vind je in Engeland, Frankrijk, Oostenrijk en Tsjechië.

Joost van den Vondel, een goede vriend van Maria Tesselschade, schreef na de dood van zijn dochtertje het Uitvaart-Dichtje waarin hij haar vrolijk kinderspel schetst, haar plotselinge dood en het opbaren. In de laatste strofen geven haar speelmaatjes daarbij bloemen: ’… De Speelnoot vlocht, (toen ’t anders niet moght zyn,) Een krans van Rosmaryn, Ter Liefde van heur beste Kameraet. ô Krancke troost! wat baet De groene en goude Lover? Die staetsie gaat haest over.’ Hij doelt hierbij kennelijk op een doodskrans van rozemarijn met echte bloemen en gouden bladeren.

Wel of niet van Maria Tesselschade?

Theoretisch zou onze vondst uit het huishouden van Maria Tesselschade Roemers Visscher kunnen komen. Als bruidskroon zou hij mooi passen bij haar trouwring, die we ook terugvonden in de beerput (zie Nieuwsbrief 47).

Maar ook als doodskrans zou deze vondst het uit het huishouden van Maria Tesselschade kunnen komen. Maria en haar man Allart Jansz. Crombalch verloren maar liefst drie kinderen. Op 19 april 1631 werd ‘een kint van crombalch’ begraven en op 28 mei 1634 stierf hun negen jaar oude dochter Teetgen Crombalch aan de pokken. Allart Crombalch zelf kwam overigens diezelfde dag om door maagbloedingen vanwege een overdosis aan kalmeringsmiddelen. Maria’s jongste dochter (die ook Maria heette) overleed op 31 augustus 1647 op 19-jarige leeftijd door een onbekende oorzaak. Een denkbaar scenario zou kunnen zijn dat de krans als dodenkroon onderdeel was van de uitvaart van één van de kinderen. Na het overlijden van Maria Tesselschade (op 24 juni 1649 te Amsterdam) kan de krans in dat geval in de beerput zijn beland.

Maar, zoals al gezegd, we kunnen niet precies vaststellen hoe oud de kroon is, dus het is ook goed mogelijk dat hij heeft toebehoord aan een huishouden dat vóór of na Tesselschade in het pand aan de Langestraat heeft gewoond.

Peter Bitter en Deandra de Looff

Rapport opgravingen Nieuwjaarsbrand

De opgraving van Langestraat 52 t/m 62, de plek van de beruchte nieuwsjaarsbrand in 2015, leverde een grote hoeveelheid bijzondere vondsten op. Op dit moment wordt nog steeds gewerkt aan de officiële rapportage. De conceptrapportage over de sporen is een paar jaar geleden al opgesteld. Maar het bleek een haast onafzienbare klus om de enorme hoeveelheid monsters en vondstmateriaal uit de beerputten en afvalkuilen plus de andere sporen in kaart te brengen. De hoop is nu dat we de bevindingen dit najaar kunnen publiceren als een jubileumeditie van onze Rapporten over Alkmaarse Monumenten en Archeologie (RAMA’s). Dat wordt dan RAMA 25.
Het artikel over de bruids- of doodskroon is gebaseerd op het manuscript over de textielvondsten, dat Deandra de Looff schreef ten behoeve van RAMA 25.

Bronnen:

https://de.wikipedia.org/wiki/Totenkrone

http://www.rdklabor.de/w/?oldid=88231

https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Funeral_crowns

  • Lippok, J., 2013: Neuzeitliche Totenkronen in Deutschland. Untersuchungen zum Erkenntnispotenzial von Materialanalysen under besonderer Berücksichtigung von Datierungsfragen, Praehistorisches Zeitschrift 88 (1-2), 180-207.
  • Sam, L.A., M. Parlevliet, M. d’Hollosy & J.P. Flamman, 2005: Graven op de markt: een middeleeuwse nederzetting en begraafplaats op de Markt in Oosterhout, Amsterdams Archeologisch Centrum nr.32.
  • Schabbink, M., 2013: Oude besjes en ‘schone’ bruiden begraven onder de ‘Diemse’ toren: Archeologische inspectie rond de Mariakerk te Didam, gemeente Montferland, RAAP-rapport 2749.
  • Vreeken, H., 1998: Glas in het Amsterdams Historisch Museum en museum Willet-Holtshuysen, Amsterdam/Zwolle (cat.109).
  • Williams, G.L., 2016: Memento Mori: Een Archeologische opgraving rondom de St. Plechelmuskerk in Oldenzaal, ADC Monografie 21 / ADC Rapport 3919