Terug naar het overzicht

Peter Bitter: “Het is mijn levenswerk, wat ik overdraag“

Archeologen Peter Bitter en Rob Roedema nemen afscheid maar komen terug als vrijwilliger

We hebben afgesproken op het terras op de boot bij Mooij. Op het water dat ooit een middeleeuwse vestinggracht was, drinken we thee in de middagzon. 34 jaar was Peter Bitter archeoloog bij de gemeente Alkmaar. En samen kijken we terug. Op de plek waar ook de stadspoort stond. Met daarachter Herberg het Gulden Vlies. Waar Peter betrokken was bij twee opgravingen die het verhaal over Alkmaar weer een stukje completer maakten.

34 jaar geleden kwam Peter Bitter in dienst bij de gemeente Alkmaar als eerste archeoloog: “Ik solliciteerde op een halve baan. Daar had Piet Verhoeven, toen hoofd van Monumentenzorg & Archeologie, geld voor kunnen vrij maken. Ik combineerde het met een baan bij de gemeente Oosterhout. Maar Piet was creatief. Hij ontdekte steeds weer andere manieren om zijn ideeën financieel mogelijk te maken. Zo kon hij in 1992 mijn uren uitbreiden. Dat was ook nodig, want ik moest een rapportage maken van mijn eerste opgraving. De opgraving van een pottenbakkerij aan de Wortelsteeg, in 1991.”

(Klik op de foto’s om de bijschriften te zien. Tekst gaat verder onder de foto’s)

In 1992 maakten we de eerste beleidsnota

“In 1992 maakte ik samen met Piet de eerste beleidsnota archeologie. Heel primitief ging dat nog. Met alles op papier, inclusief de kaarten.
Begin jaren negentig was het nog niet echt gebruikelijk dat een gemeente zelf de archeologie deed. Er was al wel een convent van gemeentearcheologen. En ik was het zeventiende lid, van heel Nederland. Alkmaar liep duidelijk voor op dit gebied. Dat was typisch Piet Verhoeven. Die nam al in 1990, in onze beleidsnota, op dat projecten voor zover mogelijk door de veroorzaker moesten worden gefinancierd. Twee jaar later kwam het verdrag van Malta waarbij de Europese politiek aanstuurde op zo’n regeling.”

“Het verdrag van Malta omschrijft het profijtbeginsel. Stel dat jij een ingreep wilt doen waar jij profijt van hebt. Een aanbouw aan je huis bijvoorbeeld. En je moet daarvoor de bodem in. Dan zou het kunnen dat je archeologische resten aantast. En daar ben je dan verantwoordelijk voor. Die vraag komt ook aan bod als je een vergunning aanvraagt. En dan kan archeologisch onderzoek een voorwaarde zijn. Er is een speciale regeling getroffen voor kleine projecten. Voor particulieren is het anders niet haalbaar, financieel.  Grotere projecten vallen onder de landelijke wetgeving. Daar gaat het in zijn totaliteit ook om veel grotere bedragen.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Twee opgravingen bij het Gulden Vlies

“De eerste opgraving hier bij het voormalige Gulden Vlies, was in 1993. Toen werd het appartementengebouw aan de Lindegracht gebouwd. Op de voormalige achtertuin van Herberg Het Gulden Vlies.
In 2022 kwamen we hier weer terug. Vanwege een grote restauratie en verbouwing van het restaurant. Toen werd de aanbouw aan de achterkant van het hoofdgebouw gesloopt. Dat was de plek waar vroeger de stallen zaten. Daar kon je je paard kwijt, als je in de herberg overnachtte. Later werd dat de schouwburgzaal, waar ook Rudi Carrell nog heeft opgetreden. Onder de vloer hebben wij toen een kelder blootgelegd. We hebben een groot stuk van de oude herberg teruggevonden. Maar we zijn er nog steeds niet achter sinds wanneer die herberg er was. In schriftelijke bronnen wordt de herberg voor het eerst genoemd in 1563. En we hebben eigenlijk geen bewijs gevonden dat hij er al langer zat. Wel gewoon huishoudelijk afval uit de veertiende en vijftiende eeuw. Maar geen grote hoeveelheden servies en glaswerk, zoals je verwacht bij een herberg. Het officiële rapport van deze opgraving is al af, dat moet altijd binnen twee jaar. De publicatie volgt dan later. Dat wordt dan RAMA 28 en die wil ik nog voor mijn pensionering uitbrengen.”

RAMA is de afkorting van Rapporten over de Alkmaarse Monumenten en Archeologie. RAMA 27 over opgravingen in de dorpen van de Schermer, Graft en De Rijp is zojuist verschenen.

“Dit was inderdaad wel één van de mooiere opgravingen. We vonden een bakstenen huis van rond 1400. De achtermuur aan de kant van de Heul, die staat er nog steeds. En dat is dan weer interessant voor onze bouwhistoricus Jeroen. Bouwhistorie en archeologie, boven- en ondergrond. Het is elke keer weer mooi als die twee op deze manier samenkomen.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

De ene opgraving na de andere

“Begin jaren negentig hadden we de ene opgraving na de andere. We zaten toen nog volop in de stadsvernieuwing. Daar was een groot budget voor van het rijk. En het gevolg was een enorme bouwwoede. In de laatste drie maanden van 1992 kregen we maar liefst veertien locaties voor archeologisch onderzoek. We hadden toen net die nieuwe nota laten vaststellen door de gemeenteraad. Als gekken renden we van de ene bouwput naar de andere. En dat ging heel 1993 zo door. Eigenlijk was het de hele jaren negentig een gekkenhuis. Tegenwoordig hebben we een vaste werkwijze. We graven op en daarna maken we de rapportage. Dat zijn we al jaren zo gewend. Maar dat was in die tijd niet te doen. We waren continu alleen maar aan het graven.

Op een heleboel kleinere locaties. Maar ook een paar grote, zoals het terrein van de Houtmarkt bij de Bloemstraat. Dat waren dertig percelen. Er waren twee grote opgravingen op het Canadaplein. Eerst de bouwput van het museum en later die van de fietskelder. En we hadden natuurlijk de Grote Kerk in 1994. Daar moest vloerverwarming komen, dus er ging bijna een meter grond uit in de hele kerk. Het was onmogelijk om dat hele oppervlak te onderzoeken. Uiteindelijk hebben we ongeveer een kwart of een derde gedaan in de vorm van sleuven. Dat was echt een megaproject.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Rob Roedema was vanaf het begin onmisbaar

“Gelukkig kreeg ik dat jaar versterking van Rob Roedema. Alweer een creatieve oplossing van Piet Verhoeven. Rob was zijn hele leven al bezig met graven. Hij kwam met zoveel kennis! Vanaf het begin was hij onmisbaar voor mij.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

Kun je vertellen wat Rob onmisbaar maakte?

“Rob heeft gewoon heel veel gevoel voor het beoordelen van een terrein. En voor het interpreteren van sporen. Dat is heel bijzonder. Hij is echt een natuurtalent. Rob is natuurlijk begonnen als schatgraver vanuit liefhebberij. En hij heeft zich enorm verdiept in beerputten. Hij ontwikkelde zelfs een eigen methode om beerputten op te graven, heel snel en secuur. Normaal spring je met een plastic zak en een troffel in een beerput en begin je te graven. En volgens mij doen een heleboel bedrijven dat nog steeds. Maar wij nemen dus de hele laag met vondsten mee in grote emmers. Dan wassen we het boven een zeef en dan heb je echt alles. Er blijft niks achter in de bodem. Die benadering is ooit de Methode Alkmaar genoemd. Dat was in een belangrijk boek over keramiek en glas dat eind jaren negentig verscheen , ’Steden in Scherven’ van Michiel Bartels. Er zijn nu trouwens steeds meer bedrijven die deze methode overnemen.”

“Waar Rob ook heel goed in is, is het analyseren van gebouwen. Dan moet je heel goed kijken naar bouwsporen en funderingen. En die vervolgens kunnen interpreteren. Heel belangrijk is dat. En dan kom je dus weer in de hoek van de bouwhistorie. En Rob is natuurlijk een boom van een vent. Ik heb nog nooit iemand gezien die zo hard kon graven!”

“Ook de kennis van materialen die Rob meenam, was zeer welkom. En hij weet heel veel van de periode na de middeleeuwen. Dat was vooral in die tijd heel bijzonder. Want alle opleidingen waren toegespitst op de middeleeuwen en de periodes daarvoor. Op een opleiding leerde je als archeoloog niet hoe je zeventiende-eeuws faience moest interpreteren, ook wel bekend als Delfts aardewerk. Laat staan het industriële materiaal dat ze vanaf de achttiende eeuw in Engeland maakten. Dus dan kwamen na een opgraving de scherven op de puzzeltafels. En Rob puzzelde ze razendsnel bij elkaar. Dankzij al die kennis die hij had opgedaan. Vervolgens ging hij dan inventariseren en beschrijven. Bij bijna alle opgravingsverslagen was het Rob die de vondsten heeft beschreven.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Ben je als geboren Amsterdammer van Alkmaar gaan houden in de loop der jaren?

Ja, zeker. Alkmaar ligt me zelfs meer aan het hart. Dat voel ik als ik door de stad loop. Ik heb op zoveel plekken onderzoek gedaan! Dan weet je wat je gevonden hebt en wat het verhaal is van die plek. Dat heeft zich in al die jaren opgebouwd. Dat Alkmaar zo gewaardeerd wordt, heeft ook alles te maken met de historie. Die speelt daar een essentiële rol in. Je ziet het overal terug in de stad. We zitten nu op het ponton in de Lindegracht en dat is dus de oude vestinggracht. Waar nu de brug is, stond vroeger de stadspoort. Op een gegeven moment is die vesting uitgebreid naar het ontwerp van Adriaan Anthoniszoon. Dat was vlak voordat de Spaanse belegering kwam in 1573. Toen is het Ritsevoort bij de stad getrokken. Dat was daarvoor een buitenwijkje.  Het huidige Bolwerk, waar de Molen van Piet staat, werd de nieuwe vesting.  En de Lindegracht en de Oudegracht werden stadsgrachten. Nadat de Alkmaarders met succes de Spanjaarden hadden weggeslagen, kwamen er heel veel nieuwe inwoners naar Alkmaar. In een halve eeuw tijd nam het aantal inwoners binnen de vesting met de helft toe. Het was hier in no time helemaal vol.”

Wat ga je straks het meest missen?

“Nou, ik ga wel met pensioen maar ik blijf elke donderdag komen als vrijwilliger. Ik ga ze net zo lang lastigvallen tot ze er genoeg van hebben.”

Je bent niet de enige die dat doet na zijn pensioen. Is archeologie een soort verslaving?

“Ja, ik ben gewoon altijd bezig met geschiedenis. Het interesseert me mateloos. Ik lees ook heel veel vakliteratuur. Dan lees ik dingen die ze ontdekken over andere steden. En dan denk ik: hé, dat hebben we in Alkmaar ook. Of juist niet… Het laat me gewoon niet los.

En buiten dat, wil ik ook graag nog wat dingen afmaken. Stukken verhaal die nog niet opgeschreven zijn, bijvoorbeeld. Dingen die van waarde zijn voor de geschiedenis. Met name uit de jaren negentig toen het zo onwijs druk was. Het meeste is inmiddels wel gepubliceerd, maar niet alles. Zo was er een opgraving aan de Gedempte Nieuwesloot in 1995. En daar vonden wij een gracht uit de elfde of twaalfde eeuw. Hij was 3 meter diep en 8 meter breed. En er was een hele zware tuinmuur. Die had rond de hoek van een erf gestaan. Op de plek waar later het Hooge Huys kwam. Het huidige gebouw is van de jaren dertig van de vorige eeuw. Maar het was oorspronkelijk waarschijnlijk het rentmeestershuis van de abdij van Egmond. Dat verhaal hebben we wel compleet. Maar die opgraving van die gracht, wat daar nou echt gevonden is, daar zou ik nog eens in willen duiken.”

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Het is mijn levenswerk

“Wat ik spannend vind, is het overdragen van al die terabytes aan afbeeldingen en bestanden die ik in de loop der jaren heb verzameld. Dat gaat straks allemaal in de cloud maar dat is best lastig omdat het zoveel is. Ik weet dat mijn collega’s zich er heel erg voor inspannen. En ik vertrouw ze volledig. Maar het is wel mijn levenswerk wat ik afsta. En dat geeft toch ook een gek gevoel.”

“Behalve de mooie opgravingen, was er nog een ander belangrijk hoogtepunt in mijn loopbaan. Dat was mijn promotie in 2002. De aanleiding ontstond bij toeval. Ik had twee werkstukken gemaakt voor een boek in de Alkmaarse Historische Reeks over de Grote Kerk. Ik was heel fanatiek en enthousiast aan de slag gegaan. Het werd steeds gekker en er kwamen uiteindelijk twee behoorlijk grote werkstukken. Nu was de eindredacteur toevallig hoogleraar geschiedenis. In een redactieoverleg gaf hij aan dat hij mijn werk zo omvangrijk vond. Hij vroeg of ik er niet op zou willen promoveren bij hem. Dat wilde ik wel. Maar dan wilde ik er nog wel een stuk aan toevoegen over de stadsontwikkeling van Alkmaar in relatie tot de kerk. En ik heb toch wel zoveel respons gekregen op dat proefschrift! Bij de verdediging zat de aula van de UVA helemaal vol. De wethouders waren er en ook de toenmalige gemeentesecretaris Joost Cox. Het was echt overweldigend, dat had ik nooit verwacht!”

Wat ooit met één halve kracht begon, is nu een uitgebreid team van archeologen. Welke uitdagingen zie je voor het huidige team?

“Om te beginnen, gewoon het lopende werk. Dat wordt er namelijk niet eenvoudiger op. Je ziet steeds meer inpandige verbouwingen. Vroeger werd een pand gesloopt. Dan kwam er een nieuwe bouwput en dan had je ruimte voor een opgraving. Maar nu moet je steeds vaker onderzoek doen binnen de muren van een pand. Zoals vorig jaar bij V&D. Dan ben je aan het priegelen op de vierkante meter. En dan is er nauwelijks ruimte voor het materieel waar je afhankelijk van bent.”

Nog veel te doen in de dorpen

“Verder is er nog veel te doen in de dorpen van de Schermer, Graft en De Rijp. We hebben weliswaar net RAMA 27 uitgebracht, over opgravingen daar. Maar er moet nog heel veel onderzoek gedaan hebben. Van de meeste dorpen zijn de hoofdvragen voor archeologie nog niet eens goed beantwoord. Hoe is het dorp ontstaan? Wanneer is het ontstaan? Wat is een dorp eigenlijk? Zat hier vooral boeren en boerderijen? Of woonden er juist vissers? Die worden namelijk vaak vergeten. Terwijl Koedijk vroeger voor de helft bestond uit visserswoningen. En hoe zat het dan met ambachten en de handel? Zo kun je een hele lange lijst aan vragen opstellen. Maar we weten dus nog heel weinig. Je bent afhankelijk van wat je opgraaft. Resten van gebouwen en de bijbehorende huisraad die je in het afval vindt. En daarop moet je de verhalen reconstrueren. Je moet vaak heel veel moeite doen voor minimale informatie. Daar komen wel een aantal voorbeelden van terug in RAMA 27.

Maar ik weet zeker dat dat goed komt. Want in het huidige team is echt alles aanwezig. Zelfs het aspect waar wij nooit zo sterk in waren, en dat is de prehistorie. Dat deed ik er een beetje bij. Maar Niels Tuinman die sinds vorig jaar bij ons werkt, weet daar heel veel van. Nancy heeft haar expertise op het gebied van onder andere de kastelen en opgraven in de binnenstad. En sinds kort is Guus het team komen versterken met een grote ervaring in stadsarcheologie. We zijn bezig een nieuwe depothouder aan te nemen en er komt ook nog een extra archeoloog bij. Ik kan mijn werk in vertrouwen overdragen. De laatste weken focus ik mij dan nog op wat ik zelf mijn sterkste punt noem. En dat is de inhoud. Ik wil voor mijn pensioen RAMA 28, 29, 30, 31 en 33 voltooien over zeven a acht opgravingen. Nummer 32 wordt een product van Niels en Guus. Die gaat over de opgraving in de Boterstraat in 2023.”

Judith Flapper

Noot: Alle RAMA’s zijn te downloaden als pdf bestand

Lees ook het interview met Rob Roedema: “Ik moet me helemaal geven”

Erfgoed Magazine Alkmaar 73 zomereditie

Dit is de zomereditie van Erfgoedmagazine Alkmaar. Met extra veel aandacht voor Open Monumentendag. Zo gingen we op bezoek bij Marcel en Wesley. De eigenaren van het eerste huis dat ooit meedeed in Nederland aan Open Monumentendag.

Publicaties

Publicaties Onderzoeken De uitkomsten van elk archeologisch onderzoek in Alkmaar worden uitgebracht in een zogenoemd Rapport Archeologie en Monumenten Alkmaar,…