Verhalen over de Munnikenweg uit de Kroniek van Oudorp

Door Dick Veel

18 augustus 2022

Ieder jaar brengt de stichting Historisch Oudorp de onder Oudorpers zeer geliefde Kroniek uit. Een gedrukt kleurenmagazine vol verhalen over het mooie Oudorp. Voor de zeventiende editie, die deze zomer verscheen, schreef Dick Veel drie verhalen over de jubilerende Munnikenweg. Wij mochten zijn bijdrage ook opnemen op onze website. Achtereenvolgens: De Monumenten aan- en rond de Munnikenweg, De herkomst van de keitjes van de Munnikenweg en De Munnikenweg door de jaren heen.

De monumenten aan- en rond de Munnikenweg

Iedereen kent natuurlijk de aansprekende Munnikenweg maar het is niet alleen de weg zelf die van historisch belang is, ook van haar directe omgeving kan dat worden gezegd. De weg vormt tegenwoordig met een groot aantal monumenten een historische eenheid waar de gemeente Alkmaar niets anders dan trots op kan zijn.
Aan of in de zeer directe omgeving van de Munnikenweg vinden we maar liefst zeven rijksmonumenten, één provinciaal monument, acht gemeentelijke monumenten en twee nationale boom monumenten en die eenheid stellen we graag voor.

De rijksmonumenten aan de Munnikenweg

Zoals gezegd bevinden zich direct aan de Munnikenweg maar liefst zeven rijksmonumenten.
Vanuit Oudorp gezien vinden we achtereenvolgens het volgende zevental (met hun nationaal archiefnummer):

  1. Toegangshek Stroomerlaantje (nr 52955)
  2. Stroomerlaantje (nr 524953)
  3. Kerkenbosje (nr 524956)
  4. Boerderij Munnikenweg 8 Eendracht maakt Macht (nr 524961)
  5. Boerderij Munnikenweg 88 (OKB) (nr 7473)
  6. Het terrein van kasteel De Middelburg (nr 45036 (Archeologisch monument))
  7. Daarnaast is molen Het Roode Hert als bewaker van de aansluiting van de Munnikenweg op de Frieseweg ook een rijksmonument (nr 7467). De hoge stellingmolen werpt zo’n imposante schaduw over de Munnikenweg dat het onmogelijk is om die twee los van elkaar te zien en ze hoort er dus gewoon bij.


Provinciaal Monument aan de Munnikenweg

Nou ja, áán de Munnikenweg is wellicht wat teveel gezegd.
Eigenlijk gaat het erom dat de Munnikenweg aansluit op de Frieseweg die zelf onderdeel is van het traject Kanaaldijk-Rekerdijk van de Westfriese Omringdijk.
Volgens het Westfries Genootschap werd de Westfriese Omringdijk rond het jaar 1250 gesloten en mogelijk is toen al een voorganger van de Munnikenweg aangelegd om vanaf de dijk richting de strandwallen van Oudorp en Vroonen te kunnen komen door het drassige Oudorperland.
Volgens de nieuwste inzichten werden de eerste versterkingen van de hand van graaf Willem de tweede toen al geboren waarna graaf Floris de vijfde ze tot kastelen heeft uitgebouwd.
Het lijkt logisch om aan te nemen dat eerst de Frieseweg (Reekerdijck) is voltooid om daarna vanaf die dijk een afslag naar Oudorp op de strandwal te maken.

Geboorteplek van de Munnikenweg vanaf de Frieseweg.

Gemeentelijke monumenten aan de Munnikenweg

De gemeente Alkmaar heeft de volgende acht panden aan de Munnikenweg verblijd met de status van gemeentelijk monument:

  1. Munnikenweg 1 Woonhuis in eclectische stijl 1902 (nr0361/WN692)
  2. Munnikenweg 3 Woonhuis in neorenaissance stijl 1905 (nr0361/WN693)
  3. Munnikenweg 5 Woonhuis in neorenaissance stijl 1905 (nr0361/WN694)
  4. Munnikenweg 7 Woonhuis in eclectische stijl 19?? (nr0361/WN695)
  5. Munnikenweg 9 Stolpboerderij 1869 (nr0361/WN696)
  6. Munnikenweg 18 School in Amsterdamse Schoolstijl, traditionalisme 1939 (nr0361/WN697)
  7. Munnikenweg 20 Woonhuis in delftstraditionele stijl 1939 (nr0361/WN698)
  8. Munnikenweg 90 Woonhuis achter rijksmonumentale OKB boerderij (nr0361/WN699)

Ook de weg zelf is een monument

Behalve de panden is er natuurlijk ook nog de weg zelf.
In de jaren’50 van de vorige eeuw heeft de Oudorpse burgemeester A.G. Bakker (1946-1961) bij de toenmalige commissaris van de koningin van Noord-Holland al een aanvraag gedaan om de Munnikenweg een provinciale monumentenstatus toe te kennen.
Daar is toen geen invulling aan gegeven.
Men was druk bezig met de wederopbouw van Nederland en het benoemen van monumenten had in die tijd nauwelijks prioriteit.
In 2016 werd de gemeentelijke werkgroep archeologie actief in de omgeving van de Munnikenweg met als eerste gevolg het vrijmaken van een deel van de zuidelijke drakentanden in 2017.

De nieuwe wegbordjes van 2018.

In 2018 volgde de benoeming van de Munnikenweg zelf tot gemeentelijk monument en kreeg zij wegnaambordjes met toelichting al zou een provinciale status zeker ook niet misstaan voor onze weg.

De Munnikenweg in 1975 (bron: Regionaal Archief Alkmaar).

Monumentale bomen nabij de Munnikenweg

De nationale Bomenstichting heeft aan slechts twee bomen in Oudorp de status monumentaal toegekend en deze zijn vlakbij de Munnikenweg te vinden.
Het zijn de Rode Beuk (Fagus Sylvatica v. purpurea) in de pastorietuin en de geknotte Hollandse Linden (Tilia x Europaea) langs het Stroomerlaantje in het Kerkenbosje naast de Munnikenweg.
Wat de ouderdom betreft geeft de Bomenstichting aan dat de Hollandse Linden waarschijnlijk uit de periode 1910-1920 stammen en dat de Rode Beuk in de periode 1860-1870 zou zijn geplant. Maar ja, het blijft natuurlijk schatten.
Deze beuk zag dus zo’n vijftien jaar vóór de bouw van de Laurentiuskerk al het levenslicht en moet ook de oude kerk hebben meegemaakt die vanwege de bouw van de huidige Sint Laurentiuskerk (in 1879 en1880) werd gesloopt (een boom die alles zag).
Dit maakt deze boom tot de nu langstlevende Oudorper.

De drie beuken voor boerderij Eendracht Maakt Macht hebben weliswaar geen vermelding op de lijst van de bomenstichting maar deze beeldbepalende bomen zijn wel hard op weg naar die status.

Nog meer historie in de omgeving van de Munnikenweg

Beschouwen we het gebied rondom de Munnikenweg nader dan komen we nog veel meer prachtigs tegen dat uit historisch perspectief bijzonder de moeite waard is.
We doen een greep uit alles wat het gebied nog meer waarde geeft dan de Munnikenweg en haar directe omgeving alleen.
Zo kunnen we vanaf de Munnikenweg via het Zwijnsmeerpad een uitstapje maken naar het noorden en daar vallen aan de voet van molen C links en rechts de twee plassen op met hun rietkragen. Dat zijn de restanten van het in 1546 drooggelegde poldertje Costverloren wat toen slechte grond bleek op te leveren.
Nu is dat gebied dus weer teruggegeven aan de natuur en straalt het weer de nattigheid uit die het ook had toen het nog onderdeel was van de Vroonermeer vóór de droogmaking.

Verder zijn er dan nog de vier strijkmolens B tot en met E die het gezicht langs de Raaksmaatboezem bepalen en die alle vier de status van Rijksmonument hebben (Rijksmonumenten 7468 t/m 7471).

Ook eeuwenoude waterlopen vinden we terug in de Oudorperhout zoals de Veertsloot langs lagere school de Zeswielen die eeuwenlang de vaarroute was van Sint Pancras naar Alkmaar en de Molentocht die langs de westkant van Oudorp naar de plek loopt waar ooit de Oudorper molen stond. Beiden zijn al te zien op kaarten uit de periode van het beleg van Alkmaar in 1573.

Tussen deze waterlopen in ligt natuurlijk het pronkstuk van de Oudorperpolder en dat is de plek met de contouren van de Nieuwburg die, net als het terrein van de Middelburg, de status van nationaal Archeologisch Monument heeft gekregen (nr. 45037).

Dan zijn we er nog niet want als er een klein zijstapje gemaakt wordt van de Munnikenweg naar het ernaast gelegen terrein van de Sint Laurentiuskerk dan komen we daar maar liefst 13 rijksmonumenten (nrs 524948 t/m 524960) tegen.

Van recentere datum zijn de deels nog aanwezige restanten uit de tweede wereldoorlog zoals de fundering van het Widerstandsnest bij de aansluiting van de ventweg op de Munnikenweg (zichtbaar in het wegdek) en natuurlijk de drakentanden zelf.
Dat is onderdeel van de jonge geschiedenis van het gebied.

Een deel van de drakentanden is gesloopt bij de bouw van de twee woonhuizen aan weerskanten van de weg in de jaren vijftig en ook bij de aanleg van het nieuwe Zwijnsmeertje in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Gelukkig bleek de gemeente in 2017 het belang ervan alsnog in te zien en zijn ze deels weer zichtbaar gemaakt en werd een informatiebord geplaatst aan de zuidkant.

De “drakentanden” in de jaren ’70 voordat het nieuwe Zwijnsmeertje werd aangelegd. Ongeveer de helft ervan is bij de aanleg van dat meertje in de jaren ’80 gesneuveld.

Het dan ook onbegrijpelijk dat dezelfde gemeente slechts een drietal jaren later toestemming heeft gegeven om een deel van de resterende noordelijke tankwal te slopen ten behoeve van een woninguitbreiding.

In de jaren ’70 bestonden er plannen om verkeerswegen van zuid naar noord en van oost naar west door dit prachtige gebied aan te leggen waar tegen zwaar werd geprotesteerd door actiegroep De Zeswielen.
Gelukkig kwamen de Alkmaarse bestuurders nog net op tijd tot inkeer en werd het gebied gespaard anders was het eeuwenoude terrein van de Nieuwburg voor eeuwig grondig vernield of zelfs geheel aan de geschiedenis onttrokken.

In dit jaar, het jaar waarin “750 jaar Munnikenweg” wordt herdacht, zal de weg ook grondig worden gerenoveerd en kan zij naar verwachting weer tientallen jaren een monumentaal sieraad in het Oudorpse landschap zijn.

De sloop van een deel van de noordelijke drakentanden in 2020.

De herkomst van de keitjes van de Munnikenweg

Waar komen de kinderhoofd-keitjes van de Munnikenweg eigenlijk vandaan?
Nou, dat is een makkelijk te beantwoorden vraag, omdat we dat heel zeker weten. Het was namelijk in het bestek van de wegrenovatie opgenomen.
De keitjes van de Munnikenweg zijn afkomstig uit een Belgische steengroeve: de groeve van Ben-Ahin.

Ben-Ahin is een dubbelgemeente in de Belgische Ardennen in de provincie Luik.
Van het dorp Ahin is al in 1271 sprake als dorp langs de Maas.
In 1807 werd Ahin samengevoegd met buurdorp Ben tot Ben-Ahin en die dubbelgemeente werd na 170 jaar zelfstandigheid in 1977 deelgemeente van de stad Huy (Hoei).
Wielerliefhebbers kennen deze stad natuurlijk vanwege ‘de Muur van Huy’ als beruchte beklimming in de wielerklassieker Luik-Bastenaken-Luik.

De reputatie van de daar gedolven steensoort was dusdanig goed, dat deze zelfs als enige werd voorgeschreven in het bestek voor de nieuwe bestrating van de Munnikenweg in 1890.
De steensoort uit de groeve van Ben-Ahin is een Porfier, een keihard stollingsgesteente, bestaande uit kristallen van verschillende grootte en met de kenmerkende grijsblauwachtige kleur die alle Oudorpers natuurlijk wel kennen.

De Ben-Ahin steengroeve

De verlaten steengroeve (op de voorgrond) langs de Maas.

Rondom die zogeheten Kandla-grijs kasseien uit Budhpura in India hangt overigens een kwalijke geur/, omdat inspectie door instanties ter plekke duidelijk maakte dat bij de productie van de keien op grote schaal gebruikt werd gemaakt van kinderarbeid.
Deze kinderen, van pas 8 tot 10 jaar oud, zijn gewapend met beitel en hamer en worden geacht per dag, onbeschermd, tussen de 50 en 100 keien te hakken/, meestal uit afvalstukken uit de lokale groeve.
Het restafval wordt door hen ook nog eens tot verhardingspuin geklopt.
Beschermingsmiddelen voor jeugdige volwassenen worden daar lang niet algemeen toegepast/, waardoor de werkende mannen en vrouwen al rond hun veertigste met longziektes als silicose kampen.
De laatste tien jaar is de Indiase overheid hier gelukkig tegen op gaan treden en het komt veel minder voor, al is er nog steeds wel een gezondheidsprobleem met de ‘thuishakkers’.
De Indiase kasseien bevatten, in tegenstelling tot de Belgische, veel ijzer. Als je in kasseien veel roestsporen ziet, dan zijn ze bijna zeker uit India afkomstig en niet uit België.

Onbeschermde steenbewerking in India.

Overigens heeft een Belgische onderneming rond de laatste eeuwwisseling een groeve in Roemenië geopend en deze levert vooral aan projecten waar kasseien met een kinderarbeid-geschiedenis niet mogen worden toegepast.
Deze onderneming floreert heden nog volop.
Platen hardsteen voor luxere toepassingen (bv. natuurstenen vloeren en wanden) worden trouwens nog wel volop gewonnen in Belgische steengroeves.

Het maken van de kinderhoofdjes

In de groeve worden grote blokken gesteente vrijgemaakt door middel van springladingen of zware mechanisch en/of hydraulische aangedreven machines.
Deze onregelmatig gevormde blokken worden met luchthamers op handzame afmetingen gebracht. Hierna wordt op een klieftafel met een hydraulische beitel de steen in de juiste vorm en afmeting gekapt.
Het eindresultaat is een kassei met aan zes zijden een ruw gebroken vlak: de gekapte kassei.
Kasseien worden nog steeds overal ter wereld veelvuldig toegepast in de meest uiteenlopende materialen. Het gaat hierbij om een straatsteen die op vorm is gebracht door het klieven van natuursteen. Gekapte kasseien hebben een maattolerantie van +/- 15 mm. op lengte en breedte.
Een ruime voeg tussen de bestrating is dus nooit te vermijden.

Om toch een beter beloopbaar straatvlak te verkrijgen wordt de bovenzijde uitgevoerd met bewerkt oppervlak.
Als de hoeken zijn weggehakt en vervolgens geschuurd, ontstaan de gladde, licht gebolde, bovenkanten die elke fietsende Oudorper wel kent.
Dat laat onverlet dat de weg nog dagelijks wordt vervloekt door fietsende bezoekers.

De steengroeve van Ben-Ahin, de oorsprong van de Munnikenweg-keitjes, nu teruggegeven aan de natuur.

De Munnikenweg door de eeuwen heen

Na de slag bij Vroonen in 1297 moet de rust over de Munnikenweg zijn neergedaald want in de eeuwen erna wordt geen melding gedaan van grote incidenten in haar omgeving maar dat veranderde drastisch in de zestiende eeuw. Alleen de Carmelieter monniken bouwden een klooster en gaven de omgeving waarschijnlijk
rust.

De zestiende eeuw

Grote paniek brak uit toen in 1517 stad en omgeving van Alkmaar bezocht werden door de Arumer Zwarte Hoop van Grote Pier met veel ellende tot gevolg.
De graven van Holland hadden twee jaar daarvoor de aanval geopend op Friesland waar Grote Pier Donia vandaan kwam.
Zijn dorp werd verwoest, zijn vrienden en familie vermoord en hij was op wraak uit.
Na eerst flink huis te hebben gehouden in Medemblik was Alkmaar aan de beurt. De Nieuwburg en de Middelburg waren in die tijd in bezit van de graven van Holland en de beide kastelen werden door de roofbende grondig vernield en de Munnikenweg heeft al hun sloopwerk meegemaakt.
Het Carmelietenklooster aan de Munnikenweg was niet in bezit van de Hollandse graven en bleef mogelijk om die reden gespaard.

Acht jaar later, in 1525, werden de Middelburg- en Nieuwburg ruïnes verder gesloopt waarbij de vrijkomende bruikbare stenen van de gebouwen werden benut om de stadsmuur en huizen van Alkmaar op te trekken.
De kwaliteit van de funderingstenen was een stuk minder dan die van de muurstenen omdat daar in die tijd vaak de misbaksels voor werden ingezet en die waren niet geschikt om te gebruiken voor verdedigingsmuur.
Dat was een geluk voor de latere generaties, zoals de onze, dat ze veel van die funderingsstenen gewoon in de grond lieten zitten en zodoende zijn heden de locaties van beide bouwwerken helder.

In 1573 werden de stenen in de Alkmaarse stadsmuur nogmaals door de Spanjaarden op hun degelijkheid getest en we weten allemaal hoe dat afliep.
De weg beleefde daarna wederom rustige tijden.
Na het jaar 1626 werd het nog rustiger in de omgeving van de Munnikenweg omdat de Raaksmaatboezem toen was doorgetrokken naar de Rekerdijk en vanaf dat moment was het over met het transport van land- en tuinbouwproducten vanuit Langedijk/Sint Pancras over de Veert (gegraven in 1527) en voorts onder de Munnikenbrug door via het Zwijnsmeer naar Alkmaar.

Het eigenaarschap van de Munnikenweg verandert

Net als de kastelen en de landerijen behoorde de Munnikenweg oorspronkelijk ook tot het bezit van de graven van Holland (de grafelijkheidsdomeinen). De landerijen naast de Munnikenweg en ook verder naar het noorden toe stonden destijds bekend als de Vroonlanden.
De boeren pachtten die landerijen dus van het graafschap Holland.
Daar kwam in de zestiende eeuw verandering in toen het bezit overging naar de staten van Holland en Westfriesland en de rekenkamer van de grafelijkheid werd de uitvoerder van het beheer van die bezittingen.

In de zeventiende eeuw konden wegen in erfpacht worden verkregen en omdat via de Munnikenweg de routes naar het noorden (bv Sint Pancras en verder) en naar het oosten (via Breelaan en Huygendijk richting Hoorn) liepen was de stad Alkmaar zeer geïnteresseerd en nam zij de Munnikenweg in erfpacht aan.
De banne Oudorp, op wiens grondgebied de weg lag, had er niets over te zeggen.
Alkmaar werd daarmee als pachter ook verantwoordelijk voor het in bruikbare staat houden van de weg en mocht de kosten van pacht en huur niet doorberekenen aan
weggebruikers (bv boeren van de weilanden naast de weg) of reizigers zoals Oudorpers die van de weg gebruik maakten om in Alkmaar te komen.
De banne Oudorp zal het trouwens niet erg gevonden hebben om op kosten van Alkmaar een goede weg op hun grondgebied te hebben.
De stad Alkmaar pachtte de weg op 5 oktober 1635 voor een periode van 21 jaar en ook later nog in periodes van telkens zeven jaar tot aan het jaar 1724.
Op maandag 13 maart 1724 vond op het stadhuis te Alkmaar een grote veiling plaats van landerijen en erfpachten in Alkmaar, Oudorp, Sint Pancras, Broek op Langedijk en Oude Zijpe.
Ook de Munnikenweg was daarbij betrokken en Alkmaar kocht de beweidingsrechten langs de weg en de weg zelf ook.
De Breelaan in Oudorp was trouwens ook al in Alkmaarse handen.
Alkmaar had daarmee de route naar Westfriesland helemaal in handen gekregen en een oude stadswens kwam eindelijk uit.
De sloten bleven evenwel onder beheer van het Geestmerambacht en de Oudorperpolder.

Een schematische plattegrond van de omgeving van de Middelburg en Nieuwburg ten noorden van Alkmaar in de 13e eeuw. De Munnikenweg had destijds een meer slingerend verloop dan tegenwoordig.
Gezicht op Oudorperweilanden (nu Oudorperhout) vanuit het noorden, links De Veert 1746 (Bron:Regionaal Archief )
De Munnikenweg met de Nieuwburg ruïne. Te zien dat vanaf even voor de laatste bocht in de Munnikenweg een smalle weg naar de Nieuwburg liep. (Bron: Regionaal Archief)

Afbeelding:

Afbeelding:

De herinrichting aan het eind van de 19e eeuw

In 1729 kreeg de Breelaan in Oudorp een eenvoudige verharding van stukjes puin en waarschijnlijk gold dit toen ook voor de Munnikenweg want beide wegen waren onderdeel van de doorgaande verbinding richting Hoorn.
Er was Alkmaar veel aan gelegen om dat traject in redelijke conditie te houden in verband met het belang van de goede bereikbaarheid van de stad.
Tegen 1870 was het verkeer steeds meer toegenomen en het stadsbestuur van Alkmaar vond een drastische verbetering van het wegdek dringend noodzakelijk.
De Heldersche en Nieuwedieper Courant van 18 augustus 1871 meldt dat aannemer Jacob Oldenburg uit Bergen de weg voor 12.600 gulden mocht vernieuwen in één gezamenlijk werk met de Frieseweg.
Op 31 december 1871 wordt door Gedeputeerde Staten fiat gegeven aan de gemeenteraad van Alkmaar over de overeenstemming van het gemeentebestuur met Elisabeth Stroomer, huisvrouw van de heer J. Bijman, landman te Oudorp over een grondruil waardoor de bochten in de Munnikenweg zullen vervallen.
In mei 1872 werd het budget nog eens opgehoogd met f 2600 vanwege tegenvallers in de uitvoering en even later werd de nu eindelijk rechtgetrokken Munnikenweg opgeleverd door de aannemer en voor de eerste keer had ze een echte bestrating (van klinkers) gekregen.

Vier jaar later werd ook de Breelaan bestraat en ook met klinkers.
Oudorp betaalde, vanwege het gedeelde belang, f1000 mee aan dat project.
In de Alkmaarse gemeenteraad ging aan de Breelaanbestrating een heftige discussie vooraf die werd gevoerd door de voorstanders van klinkerbestrating en hun tegenstanders die juist voor keienbestrating waren.
De stemverhouding was uiteindelijk zeven tegen zes in het voordeel van klinkerbestrating.
De voorstaanders van keien hadden tevergeefs gewezen op het onverwachte onderhoud dat al reeds moest worden gepleegd aan de net in 1872 opgeknapte Munnikenweg.

In 1883 werden ter plekke van de aansluiting van de Munnikenweg op de Frieseweg beide wegen verbreed en was sprake van wegverharding met klinker waalmoppen in het bestek.

Vijf jaar later, in 1888, ontstond wederom discussie over het wegdek in de Alkmaarse gemeenteraad. Voor de derde keer had alweer grootschalig herstel van de klinkerbestrating van de Breelaan moeten plaats vinden en over de conditie van het wegdek van de Munnikenweg had men ook al enige tijd zorgen.

Ditmaal werd besloten het wegdek van de Munnikenweg te vervangen en de weg te bestraten met Ben-Ahin keien die weliswaar minder prettig waren voor de weggebruiker maar een veel stabieler wegdek met naar verwachting weinig onderhoud zou opleveren.
Dit zou ook gelden voor de Schermerweg langs het Noordhollands kanaal naar de Omval toe. De bestrating daarvan ging in één opdracht mee met die van de Munnikenweg.
Zo gezegd, zo gedaan, en sinds de zomer van 1890 heeft de Munnikenweg haar huidige keienbestrating met aan beide zijden wandel/rijwielstroken die toen nog slechts uit klinkerpuin bestonden.
In de krant van 1900 werd door fietsers al volop geklaagd over de diepe kuilen in de fietsstroken en deze bleven jarenlang een bron van klachten en terugkerend herstel.

De werkverschaffing in de jaren dertig van de vorige eeuw bleek voor dit probleem echter goed uit te pakken.
In dat kader werd in mei 1932 het puin in de beide fietsstroken door werkloze Alkmaarders vervangen door een nette klinkerbestrating waardoor Oudorp, volgens de Alkmaarsche Courant, nu weer over een echte boulevard beschikte.

Plannen voor een tram

In 1896 vroeg de Alkmaarsche Tramvereeniging concessie aan voor een paardentram verbinding van Alkmaar naar Noord Scharwoude/Oudkarspel inclusief aanleg van de bijbehorende rails.
Deze trambaan zou via Oudorp, Sint Pancras en Broek op Langdijk naar het eindpunt moeten lopen.
Vanaf de Frieseweg zouden de rails ook in de Munnikenweg en verder in de Herenweg moeten worden gelegd.
Alkmaar en Oudkarspel zagen dit initiatief als begin- respectievelijk eindstation helemaal zitten en verleenden in hetzelfde jaar nog vergunning voor dit project.
Toen de financiering nog!

In oktober 1897 werd door de tramvereeniging een aandelen emissie uitgeschreven die echter niet vol werd ingetekend.
Sterker nog, het benodigde aandelenkapitaal was begin 1899 nog steeds niet opgehaald.
De gemeenteraad van Oudorp meende de tramvereeniging een zetje in de rug te moeten geven en beschikte gunstig over de concessie aanvraag voor de paardentram waardoor er weer een vraagteken verdampt was.

Wat later dat jaar, toen duidelijk was dat het hele zaakje financieel op losse schroeven bleek te komen staan, wendden de initiatiefnemers zich tot de gemeente Alkmaar voor een flinke financiële ondersteuning.
Ondertussen laaide er een andere discussie op: elektrische- en stoomtrams waren elders in het land bezig de paardentram te verdringen en de tramvereeniging wilde de koers naar de moderne ontwikkelingen toe verleggen.
Het zou nu een elektrische tram moeten worden en daartoe deed de Alkmaarsche Tramvereeniging haar aandelen over aan maatschappij Holland te Den Haag die met dat bijltje eerder had gehakt.

Het project liep vertraging op en de nieuwe planning hield in dat op 1 december 1901 het tracé in gebruik zou worden genomen maar er was intussen geduchte tegenstand opgedoken.
De Hollandsche Spoorweg Maatschappij stond zeer kritisch tegenover een kruising van een elektrische bovenleiding met haar eigen spoortraject Alkmaar-Den Helder op de grens van Oudorp en het Zuidend van Koedijk.
De trammaatschappij poogde de deelnemende gemeenten nog mee te krijgen om de druk op de spoorwegmaatschappij zo groot mogelijk te maken door ze allemaal een bedrag van 500 gulden te beloven mits de toestemming van de treinrails eigenaar bewerkstelligd zou kunnen worden.
De gemeenten hadden er zeker oren naar, temeer omdat van de elektrische bovenleiding aftakkingen konden worden gemaakt om overal ontbrekende elektrische straatverlichting aan te kunnen leggen.
Door alle vertragingen, het schrale beschikbare budget en alle tegenwerking werd uiteindelijk de stekker uit het tramproject getrokken en de Munnikenweg bleef zoals ie was.
Het zou ook geen gezicht zijn geweest, die mooie keienweg met rails en een elektrische bovenleiding maar Oudorp zou zo wel tot de IJzeren Eeuw zijn toegetreden als gemeente met een eigen halte.
Ze zouden het met alleen bushaltes moeten blijven doen in het dorp en dat zal wel nooit meer veranderen.

De Munnikenweg in de Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog zou het gebied van de Munnikenweg niet onberoerd laten.
Nadat graaf Willem II en Floris de Vijfde al het grote belang van de Munnikenweg als aanvalsweg richting Westfriesland zagen volgde later de stad Alkmaar die de weg als een essentieel onderdeel van de route Alkmaar-Heerhugowaard-Hoorn onderkende.

In de oorlogsjaren hadden de Duitsers in het kader van het Atlantik Wall project allerlei versterkingen aan de oostkant van Alkmaar opgericht en de Munnikenweg was volgens hen een te mooie aanvalsweg voor de geallieerden om die niet te verdedigen.
De verdediging bij de Munnikenweg bestond uit het aanleggen van rijen drakentanden aan weerszijden van de weg en aan de Munnikenweg zelf werd een zogeheten Widerstandnest gebouwd om de controle over en verdediging van de weg te kunnen uitvoeren.
De resten van dit nest zijn heden nog goed te zien in het wegdek bij de oostelijke aansluiting van de ventweg op de Munnikenweg.

Restanten van Widerstandsnest 14 anno 2022 in het wegdek bij de aansluiting van de ventweg.

Gelukkig is er aan het eind van de oorlog nooit ter plekke strijd geleverd en bleef ons gebied gevrijwaard van oorlogsgeweld tussen Duitse en geallieerde troepen.
Tijdens de oorlog was er nog wel een opvallende activiteit en dat was de opgraving naar de restanten van de Middelburg door professor J.G.N. Renaud, die in september 1942 startte, na langjarige onderhandelingen met de agrarische eigenaar over vergoeding van gederfde gras(-en hooi)landinkomsten.

Opgraving van de Middelburg door prof. Renaud in 1942 (bron: Regionaal Archief Alkmaar

De Nieuwe tijd

Na de oorlog bleef het rustig op de Munnikenweg. De sloot aan de zuidkant van de weg werd in de jaren na de oorlog gedempt en er werden rond 1957 huurwoningen gebouwd.
Alle huizen waarvan de sloot werd gedempt kregen van de gemeente dezelfde gemetselde tuinhekken met horizontale buis tussen de muurtjes. Bij verschillende huizen aan de Alkmaarse kant van de Munnikenweg en ook aan de ventweg van de Frieseweg zijn deze tuinhekken (deels) nog aanwezig. Kijk maar eens goed.
In de jaren zestig sneuvelde ook de sloot aan de noordkant toen daar rond 1965 de ventweg met woningen werd gerealiseerd.
Begin jaren’70 rukte de bebouwing van de zuidelijke Oudorperpolder op richting de Munnikenweg en aan de noordkant werd park De Oudorperhout gerealiseerd met fiets- en wandelpaden en behoud van de oude elementen in het landschap.

Eind jaren zeventig vond de gemeente Alkmaar het nodig om de entree vanuit Oudorp naar de Munnikenweg te verbreden en werden de gietijzeren brugleuningen weggehaald.
Bijna waren ook de oude beuken vóór boerderij Eendracht Maakt Macht tot brandhout verwerkt maar die kaalslag kon nog net op tijd voorkomen worden door alerte Oudorpers die het gemeentebestuur van Alkmaar van hun gelijk konden overtuigen.
Behoud van monumentale waarden stond toen niet echt heel hoog op de Alkmaarse agenda.
Heden is dat wel beter maar menige Munnikenweg bewoner heeft met gefronste wenkbrauwen bij de meest recente nieuwbouw staan kijken.
In 2017 werden de drakentanden bij het Zwijnsmeertje pontificaal zichtbaar gemaakt met informatiebord en al en slechts drie jaar later gaf diezelfde gemeente in 2020 toestemming om ten behoeve van nieuwbouw een deel van de noordelijke drakentanden te laten slopen.
De wegen van de politiek zijn af en toe ondoorgrondelijk.

Rioleringswerkzaamheden in 1975 (bron Regionaal Archief)

In 2018 werd de buurt nog verrast door de resultaten van bodemonderzoek naar de restanten van de Middelburg die verrassende nieuwe informatie bleken te bevatten en waarschijnlijk nog wel meer zullen duidelijk maken over vorm en omvang van het kasteel en zijn bedrijvigheid.

Sloop van de noordelijke drakentanden in 2020.


Bij het uitkomen van De Kroniek van Oudorp zullen de werkzaamheden van de renovatie van riolering en wegdek van de Munnikenweg nog in volle gang zijn en als het goed is nog vóór eind 2022 worden opgeleverd.
Een mooi cadeau voor de jarige weg waar we weer jarenlang van zullen kunnen genieten.

proefvak om de methode van machinaal leggen van de keien door de aannemer te laten uitwerken.

Dick Veel in Kroniek Stichting Historisch Oudorp 2022