Snuiftabak en geitenkeutels
Vondst op vrijdag
1 augustus 2025
De vondst van vandaag is een snuiftabakspot van faience aardewerk, ook wel bekend als Delfts blauw. Bij een opgraving in 1992 kwam hij naar boven uit een beerput die hoorde bij het pand aan de Langestraat 113. Toen bij een rondje door het depot mijn oog viel op deze tabakspot, moest ik meteen denken aan een verhaal dat ik las als kind.
Als beginnend lezer was ik een groot fan van Roald Dahl. De auteur die als zoon van Noorse immigranten opgroeide in het Engeland van net na de Eerste Wereldoorlog. Alle werken van zijn hand had ik al versleten, toen in 1984 een nieuw boek verscheen van mijn jeugdheld. In deze biografie met de titel ‘Boy’, toont Dahl hoe allerlei personen en gebeurtenissen in zijn leven vorm gaven aan zijn kijk op de werkelijkheid.
Veel indrukken uit zijn jeugd vinden we dan ook terug in zijn literaire werken. Zo stond zijn eigen oma (bestemama in het Noors) model voor de superoma uit De Heksen.
Rond het einde van de middeleeuwen had de mensheid een nogal liederlijke levenswijze. Dat vond tenminste een aantal rechtlijnige theologen. Ook de adel en de geestelijkheid maakten zich daar schuldig aan. En dat was de rechtlijnigen een doorn in het oog. De menselijke zwakten en zondes waren groot. Maar die werden volgens hen dan ook uitgelokt door echte duivelskunstenaars, zoals heksen.
Maar één van de meest intrigerende verhalen vond ik dat van de ‘geitentabak’. Op vakantie in Noorwegen had Roalds oudere zus haar verloofde meegenomen. De twee jonge geliefden waren idolaat van elkaar en Roald herkende zijn eigen zus niet meer. Hij wilde de jongeman terugpakken voor het verstoorde gezinsleven. De jongen rookte pijp en Roald kwam op het idee een deel van zijn tabak door gedroogde en verkruimelde geitenkeutels te halen.
Daar moest ik dus weer aan denken toen ik deze pot uit het depot haalde. De pot van faience aardewerk heeft een dekkend glazuur van tinoxide. En daarop is met kobaltblauw de tekst HBOSE gepenseeld, omlijst door accolades, met daarboven een kroon. Vader en zoon Bosé waren tabakshandelaren in Den Haag. Waarschijnlijk is onze tabakspot door de bewoners van Langestraat 113 gekocht bij vader Johan Herman Bosé.
De letter H op de pot zou dan staan voor de eerste letter van zijn tweede naam. De H vormt een monogram, samen met de letter B van de achternaam.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Vader Johan Herman overleed in 1750. Zijn zoon Johan Willem nam de zaak over. Van hem zijn snuiftabakspotten bekend met het vergelijkbare merk: WBOSE met ook weer de eerste twee letters als monogram.
Snuiftabak was zeker niet goedkoop en werd dan ook vooral gebruikt in kringen van de welgestelden. Het fijngestampte tabaksmengsel kreeg vaak een ‘sausje’ van geurige oliën van bijvoorbeeld menthol of eucalyptus. En het werd meegenomen in een meestal verfijnd doosje. Als de gebruiker trek had in een roesje, legde hij met duim en wijsvinger een beetje snuif op de rug van zijn hand. En dat snoof hij vervolgens op. Echt sjieke lui hadden een speciaal gemaakt lepeltje van zilver of goud om de snuif naar de neus te brengen. Via de slijmvliezen van de neusholte werden de werkzame stoffen opgenomen door het bloed om daarna direct naar de hersenen te gaan.
Snuiftabak was al bekend bij inheemse Amerikaanse bewoners, maar drong in deze streken pas door in de late zeventiende eeuw. In de loop van de eerste helft van de achttiende eeuw werd het in de Nederlanden in bepaalde mate populair in de hogere kringen. Dit sluit goed aan bij de plek en de leeftijd van de beerput. Die werd gevonden bij een voornaam pand in één van de duurdere delen van Alkmaar.
Na al deze informatie blijft bij mij één vraag hangen: zou de eigenaar van deze pot ook wel eens belazerd zijn met een snuifje geitentabak?
Vondst op vrijdag wordt samengesteld door Guus van den Berg, archeoloog team Erfgoed, gemeente Alkmaar.
Bekijk hier alle ‘Vondsten op vrijdag’
Doosje voor snuiftabak
