Terug naar het overzicht

Gedenkwaardige resten schetsen geschiedenis van Het Gulden Vlies

Terugkijken op een Mooije opgraving

Vorig jaar onderging voormalig restaurant Het Gulden Vlies op de hoek van de Koorstraat en Lindegracht een complete metamorfose. Het monumentale hoofdgebouw uit 1907, aan de Koorstraat 30, werd gerestaureerd en verbouwd tot het inmiddels bij veel Alkmaarders alweer vertrouwde ‘Mooij Alkmaar’. De achtervleugel werd gesloopt voor de bouw van een nieuw appartementencomplex aan de Lindegracht. Een mooie gelegenheid voor een opgraving waarbij weer eens duidelijk werd dat de herberg een rijke historie kent. In de bouwput werden zelfs de resten opgegraven van een middeleeuwse voorganger… Een samenvatting van Peter Bitter.

Bekijk ook het verslag van dag tot dag (met verhalen en video’s) van de opgraving in 2022.

De Lindegracht werd van origine gegraven als vestgracht met een stadsmuur erlangs. Bij de Koorstraat kon je de stad in door de Oude Kennemerpoort en het eerste huis links achter de poort was herberg Het Gulden Vlies. De herberg wordt voor het eerst vermeld in 1563 maar bij gebrek aan geschreven bronnen is niet bekend of er al veel eerder een herberg was gevestigd.

Nadat in 1573 nieuwe vestingwerken waren aangelegd bij onder meer de Kennemersingel en de Nieuwlandersingel, veranderde de functie van de Oudegracht en de Lindegracht in woongrachten. Vanouds was een brede weg open gelaten achter de stadsmuren langs, om eventueel snel troepen en benodigdheden te kunnen verplaatsen. De breedte van deze weg werd nu gehalveerd. En in de strook grond die daarmee gewonnen werd, werden langs de Lindegracht meerdere ondiepe kamerwoningen gebouwd, zonder achtererf. Op die manier kwamen er ook drie kamerwoningen langs de tuin van het Gulden Vlies.

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Afb 1: De Lindegracht op de stadsplattegrond van Ioan Blaeu uit 1649, het Gulden Vlies rood gemarkeerd (Regionaal Archief Alkmaar).

Afb 2: Uitsnede uit de Kadastrale Minuut van 1832, gecombineerd met geveltekeningen door Jan Dircksz Soutman uit 1664/1673, het onderzoeksgebied rood gemarkeerd (Regionaal Archief Alkmaar).

Afb 3: Het Gulden Vlies tijdens de restauratie in 2021, met links de sloop van de achteraanbouw.

Stal met schuur

Ter hoogte van het einde van de tuin (links naast de kamerwoningen) bouwde de herbergier aan de kant van de Lindegracht een grote stal met schuur voor het parkeren van de wagens en de paarden van de gasten.

Door de sloop van de stadspoort kwam er ook ruimte vrij bij de Koorstraat. Zo kon de herberg in 1574 aan de zuidkant uitgebreid worden met een aangebouwde kamerwoning. Nog voor 1580 verrees daarnaast ook een woonhuis op de hoek van de Koorstraat en de Lindegracht. Dit woonhuis is vervolgens in 1708 aangekocht door de toenmalige herbergier en ingericht als tweede stalling. Op foto’s van het Gulden Vlies van rond 1900 is het hoekhuis nog in gebruik als stal, met brede staldeuren. De eigenlijke herberg, toen omschreven als een koffiehuis met logement, stond rechts ervan.

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Afb 4: Het Gulden Vlies in de Koorstraat rond 1900, gezien vanaf de brug over de Lindegracht, met links de stal en achter het uithangbord het koffiehuis met logement (Regionaal Archief Alkmaar).

Afb 5: Het Gulden Vlies in 1908, kort na de oplevering, met linksachter de lage achteraanbouw met paardenstal (Regionaal Archief Alkmaar)

Willem Mooij

In 1907 werden beide panden door herbergier Willem Mooij (en hier verschijnt de naam van het huidige restaurant!) vervangen door nieuwbouw. Dit naar ontwerp van de bekende architect Pieter Nicolaas Leguit. Die bouwde in traditionele baksteenarchitectuur een hoofdgebouw met schilddak met een lage aanbouw aan de achterkant. Aan de Koorstraat kwam links een wagenhuis met brede staldeuren en daarachter de paardenstal. En rechts was het koffiehuis met een vergaderzaal erachter. Aan de achterzijde kwam tussen de stallen en de vergaderzaal een keuken met een diepe kelder eronder. De vergaderzaal staat in 1907 overigens  op de bouwtekening als ‘bestaand lokaal’. En inderdaad bleek bij de opgraving de bovengronds nog aanwezige zijmuur hiervan te behoren bij een eeuwenoud pand.

Het ‘koffiehuis met stalling’ onderging een heleboel verbouwingen. In 1923 kwam er aan de achterzijde een fraaie schouwburgzaal naar ontwerp van Leguit. De schouwburg van Het Gulden Vlies beleefde zijn hoogtijdagen In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, met optredens van bekende theaterartiesten en muziekgroepen.

Eind jaren tachtig raakt het theater in het slop en in 1990 besluit een nieuwe eigenaar het complex te splitsen. Het theater maakt plaats voor een appartementencomplex en in 1993 vinden in de bouwput archeologische opgravingen plaats.

In 2021 wordt besloten het monumentale pand te herstellen en het aanzicht uit 1907 terug te brengen. De lage aanbouwen aan de achterzijde maken plaats voor de nieuwbouw van appartementen aan de Lindegracht. Aanleiding voor de archeologische opgraving in 2022 achter het hoofdgebouw.

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Afb 6 Opgravingsplattegrond met sporen uit de tweede helft van de veertiende eeuw. Het noorden is boven Gereconstrueerd muurwerk is met onderbroken lijnen ingetekend.

Afb 7: Opgravingsplattegrond met bovenaan de vijftiende- eeuwse sporen van het huis, onderaan de zeventiende-eeuwse ondiepe dubbelkelder en links het oudste riool. Het noorden is boven. Gereconstrueerd muurwerk is met onderbroken lijnen ingetekend.

De opgraving

Middenin de bouwput troffen de archeologen een forse kelder uit 1907 die het opgravingsterrein scheidde in een noordelijk en een zuidelijk deel.

Het noordelijke deel kwam overeen met de originele locatie van de zestiende-eeuwse herberg. Van de oude herberg werd een forse souterrainkelder opgegraven, met twee-steens dikke muren van bleekrode bakstenen van 23×11,5×5,5 cm, gemetseld met fijne schelpmortel.

De oudste vloer lag rond NAP, pakweg een meter onder het oude maaiveld. Als we kijken naar de steensoort en wat scherfmateriaal in de lagen eronder, zal de bouwdatum ongeveer in het midden van de veertiende eeuw liggen.

Het huis was aan de buitenkant 6,1 meter breed en de achtergevel stond op 16 meter van de rooilijn aan de straat.

Op de zuidoosthoek was er een inpandige toegang tot de souterrainkelder met bakstenen traptreden waarvan we de resten aantroffen.

Aan de achterkant van het pand was er ook een ingang van buiten, ook met een baksteentrap. De kelder had een baksteenvloer die grotendeels nog in keperverband (visgraatpatroon) lag. Al was aan de noordkant een deel verrommeld met herstelwerk van halve stenen. In de noordwesthoek was een schrobputje gemaakt van de onderkant van een houten ton. En achter het huis vonden we een waterput van dezelfde baksteen als de oudste fase van het huis, uit de veertiende eeuw.

Afb 8: Overzicht van de opgraving vanuit het noorden, met op de voorgrond de middeleeuwse huisresten.

Afb 9: De middeleeuwse huisresten vanuit het westen gezien, met op de voorgrond de oude kelderingang aan de achterzijde van het huis.

Afb 10: Binnenaanzicht van de resten van de keldertrap in de zuidoosthoek, met de insteek tot in het gele duinzand van de ondergrond.

Baksteen

In een volgende bouwfase is het huis volledig herbouwd op de oude veertiende-eeuwse funderingen. Met anderhalf-steens muren van overwegend donkergele en een enkele rode baksteen van 21x10x5 cm. Aan de steensoort te zien, en een handvol begeleidend scherfmateriaal, was deze bouwfase ergens in de vijftiende eeuw.

De souterrainkelder werd nu door binnenmuren in drie ongelijke ruimten verdeeld en voorzien van nieuwe baksteenvloeren. De oude toegang aan de achterkant werd dichtgemaakt en er kwam voor de noordwestelijke kelderruimte een inpandige baksteentrap vanaf de oostkant. De rest van de kelder bleef bereikbaar via de oude toegang in de zuidoosthoek.

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Afb 11: Muurresten en keldervloeren uit de tweede helft van de 14de eeuw, de oudste bouwfase gezien vanuit het noorden Opgravingsplattegrond met sporen uit de tweede helft van de veertiende eeuw. Het noorden is boven Gereconstrueerd muurwerk is met onderbroken lijnen ingetekend.

Afb 12: Muurresten en keldervloeren uit de 15de eeuw, in een hoger vlak gezien vanuit het noorden

Afb 13: De achterkant van het hoofdgebouw vanuit het noordwesten. Door de sloop van de achterste laagbouw resteert hier van het ‘bestaand lokaal’ van 1907 slechts een dichtgezet gat met aan weerszijden ervan nog opgaande 15de-eeuwse muurresten.

Afb 14: Inpandig onderzoek van een kelder in de noordoosthoek, ontdekt na verwijdering van een deel van de houten vloeren.

Een opmerkelijke ontdekking was dat het opgaande metselwerk van de hele noordelijke zijmuur van het bestaande hoofdgebouw nog stamt uit deze vijftiende-eeuwse bouwfase. Een muur die reikt tot de verdiepingsvloer. Ook van de zuidelijke zijmuur van deze bouwfase zijn nog sporen aanwezig in de achtergevel van het hoofdgebouw. Deze waarnemingen bevestigen de notitie op de bouwtekening van Leguit uit 1907. Namelijk dat hij, zoals aangegeven, een ‘bestaand lokaal’ had opgenomen in de nieuwbouw. Binnen het hoofdgebouw vonden we verder nog een ondiepe souterrainkelder in de noordoosthoek die ook weer hoort bij deze vijftiende-eeuwse bouwfase.

Riool

De zuidelijke helft van het opgravingsterrein werd doorsneden door zware funderingen en meerdere rioolbuizen uit de twintigste eeuw. Hieronder vonden we nog wel een ondiep bakstenen dubbelkeldertje. Twee ruimten van elk 2×2 meter en een halve meter diep. Met halfsteens muurtjes van gele witgepleisterde bakstenen van 18,5 x 9,5 x 4,5 cm. Op de vloeren ongeglazuurde rode plavuisjes van 12,5 x 12,5 x 2,5 cm. Het zou goed kunnen dat dit de bedsteekelders waren van twee van de kamerwoningen die kort na 1573 gebouwd werden, en dan onder hetzelfde dak. Ze zullen zijn afgebroken na de aankoop van het hoekhuis door de waard van het Gulden Vlies in 1708, waarna er dus een stal kwam op deze plek.

Afb 15: Waterput uit de tweede helft van de 14de eeuw, gemaakt van een ingegraven ton met een bakstenen kraag van dezelfde steen als de oudste bouwfase van het huis. Gezien vanuit het noorden. Rechts de achtergevel van het Gulden Vlies uit 1907.

Afb 16: Het leeghalen van het gemetselde riool van de herberg, dat uitkwam op de gracht. Op de voorgrond de stortkoker waar het privaat op stond.

Afb 17: De vondst van een grotendeels compleet bekerglas, vermoedelijk 18de eeuws. Het meeste vondstmateriaal in het riool was fragmentarisch en incompleet.

De achtergevel van deze voormalige stal vormde de westelijke grens van onze opgraving. Pal hier tegenaan was een stevig gemetseld riool aangelegd, met een stortkoker voor het toilet.

Uit en naast dit riool kwamen verschillende afvalresten van de herberg naar boven waarvan de oudste uit de tweede helft van de zeventiende eeuw zijn. Het riool is eind achttiende eeuw opengebroken om een verstopping te verwijderen. De afvalresten, die ernaast zijn gevonden, bestaan uit scherven van serviesgoed, glaswerk en kleipijpjes die ‘voor het gemak’ in het toilet waren gedumpt. Na herstel van het gewelf is het riool tot in de twintigste  eeuw in gebruik gebleven. De jongste vondsten zijn dan ook uit die periode afkomstig.

Peter Bitter, archeoloog

Literatuur

Bitter, P., en J. Dijkstra, 1994: Alkmaar centrum (Achterdam 16, Fnidsen 81, Langestraat 103, Langestraat 113 en 115/117, Lindegracht), in: J.-K. Hagers, Archeologische kroniek Noord-Holland 1993, Holland 26, 379-411 (393-397).

Stierp-Immink, A.C., C.R. van der Veer en A.A. de Reus-Vredenburg, 1999: Het Gulden Vlies. Van herberg tot stadscafé, Schoorl.

Terug naar het overzicht met artikelen van Erfgoed Magazine Alkmaar 68