Kasteel de Nieuwburg: ook anders dan gedacht!
Niet Floris V maar zijn vader introduceerde het vierkante kasteel in Nederland
mei 2021
In de Oudorperpolder liggen op nog geen 600 meter uit elkaar, de resten van twee verdwenen kastelen. Kasteel de Middelburg en kasteel de Nieuwburg. Kasteel de Middelburg is de afgelopen periode veel in het nieuws geweest vanwege recente ontdekkingen. Maar ook kasteel de Nieuwburg wordt op dit moment aan een hernieuwd onderzoek onderworpen. En zo ontdekten onze stadsarcheologe Nancy de Jong en haar mede promovendus Rob Gruben onder meer dat ‘De Nieuwburg’ al eerder bestond dan altijd was aangenomen.
Altijd is aangenomen dat zowel de Middelburg als de Nieuwburg een dwangburcht was van graaf Floris V. Dwangburchten werden destijds gebouwd om de bevolking een beetje in toom te houden, vandaar ook de naam.
Beide burchten zouden kort na 1288 in opdracht van Floris V zijn gebouwd. In het verleden zijn beide kastelen al eens (in meer of mindere mate) archeologisch onderzocht.
Kasteel de Nieuwburg, bijvoorbeeld, werd in 1971 en in 1976 aan een archeologisch onderzoek onderworpen door prof. Renaud, prof. Janssen en dr. Cordfunke. Helaas zijn de resultaten van deze onderzoeken nooit volledig uitgewerkt. We hebben alleen nog een opgravingsplattegrond, de vondsten en enkele algemene artikelen.
Promotieonderzoek
Alle beschikbare gegevens van de twee Oudorpse kastelen zijn aan een nieuw onderzoek onderworpen. En als we de historische bronnen, oude veldtekeningen en het in de jaren zeventig gevonden vondstmateriaal naast elkaar leggen, vallen direct een paar dingen op. Dingen die aanleiding geven tot een nieuwe interpretatie. Dat constateerden we al toen we vorig jaar startten met het heronderzoek naar de Middelburg. En dat bracht het balletje aan het rollen. Het leidde uiteindelijk tot een promotieonderzoek naar kastelen van Floris V en zijn vader Rooms-koning Willem II.
De betekenis van castris
Kasteel de Nieuwburg ligt op de grens met West-Friesland, daar waar de geestgronden van Vronen begonnen. Historische bronnen melden dat Rooms-koning Willem II in juni 1254 twee oorkondes (schriftelijke weergaves van afspraken) uitvaardigde. En dat deed hij vanuit een ‘castris apud Vroinlo’ en een ‘castris in depopulatione in Westfrieze’.
Tot nu toe is altijd aangenomen dat in beide gevallen werd gedoeld op kasteel Torenburg dat bij de stad stond. Onze vraag was of dat logisch was. Als de Torenburg werd bedoeld, was hij waarschijnlijk ook wel zo genoemd. Ook is gesuggereerd dat castris verwees naar een (tijdelijk) legerkamp ter plaatse van de latere Nieuwburg. Maar ook dat lijkt niet het geval.
Het misverstand bleek precies te liggen in dat woord castris. Navraag bij de classici Arnold Wintjes en Louk Hoozemans leerde ons het volgende: Castris is het Latijnse meervoud van ‘castrum’. In het klassiek latijn betekende dat ‘versterkt kamp, legerplaats versterkt door een gracht en een palissade, burcht of kasteel’. Dus hoewel castris officieel het meervoud is van castrum, betekende ‘In castris’ niet ‘in de kastelen’ maar, in dit geval: ‘in de versterkte legerplaats’, ‘in de burcht’ of gewoon ‘in het kasteel’. In ieder geval heeft het woord castris hier betrekking op een meer permanente structuur dan op een tijdelijk legerkamp. En niet zelden zijn uit dergelijke versterkte burchten, later kastelen ontstaan. Ook het Muiderslot en kasteel Radboud zijn op die manier begonnen.
Een echt kasteel
En er zijn meer aanwijzingen om aan te nemen dat castris ook kasteel kan betekenen. Een snelle inventarisatie leert dat in de dertiende eeuw de woorden ‘castra’ en ‘castri(s)’ vaak worden gebruikt in oorkonden en dat dan wel degelijk een echt kasteel wordt bedoeld. Zou dit dan anders zijn bij de genoemde oorkonden die in de zomer van 1254 in West-Friesland door Willem II werden uitgevaardigd? Dat ligt niet voor de hand. Een ‘kasteel’ dus, ter plaatse van de latere Nieuwburg, dat al in het midden van de dertiende eeuw, ten tijde van Rooms-koning Willem II, bestond? Dat zou het verhaal van het kasteel ineens heel anders maken!
Toch wijst ook een Kroniek uit die tijd, die van het klooster Bloemhof te Wittewierum, in die richting. In deze kroniek, opgesteld door de monniken Emo en Menko, lezen we het volgende over Willem II: “In de zomer kreeg hij daar negen parochies in handen en hij bouwde op het zandige terrein, dat voor ruiters toegankelijk was, een burcht”.
Nieuwe inzichten
Als we nu opnieuw naar de opgegraven funderingen kijken, dan lijkt het materiaal de gedachte van een eerder kasteel te ondersteunen. De fundering van de voorburcht van de Nieuwburg stond volgens prof. Janssen direct op de natuurlijke ondergrond van pikklei, ofwel zware zeeklei. Terwijl de bouw van de hoofdburcht op de zandgrond van de Vronergeest plaatsvond. Bovendien is de bovenlaag verbeterd met schoon zand. Dat is een sterke aanwijzing voor de gedachte dat beide gebouwen niet in dezelfde tijd zijn neergezet. Ook de vorm van de voorburcht kan een aanwijzing zijn. Die is namelijk veel onregelmatiger dan de vorm van de hoofdburcht. Qua vorm zou de hoofdburcht zelfs beter passen rond het jaar 1300.
Gevonden protosteengoed
Naast de papieren en archeologische bronnen, hebben we ook al het gevonden aardewerk opnieuw bekeken. Daaronder troffen we ook fragmenten van protosteengoed aan. Omdat dat een vroege vorm van steengoed is, is dat een belangrijke aanwijzing voor de datering. We gaan deze fragmenten nog nader onderzoeken, ook voor de administratie van de opgraving. Maar duidelijk is al wel dat enkele fragmenten uit het midden van de dertiende eeuw lijken te komen. Dit concluderen we op basis van vergelijkbaar materiaal dat werd gevonden bij enkele Noord-Hollandse kastelen uit het midden van de dertiende eeuw.
Dat dit protosteengoed in verhouding tot ‘echt’ steengoed slechts weinig wordt gevonden, zien we ook bij andere Noord-Hollandse kastelen. Maar het feit dat het hier dus wel gevonden is, geeft ook weer aan dat de Nieuwburg ouder kan zijn dan altijd is aangenomen.
Tenminste, voor wat betreft de voorburcht. Onder de fundering van de hoofdburcht is juist een scherf van ‘echt’ steengoed gevonden, dat in zijn algemeenheid niet van voor 1290 kan zijn. Ook hieruit maken we op dat de voor- en de hoofdburcht dus niet in dezelfde tijd zijn gebouwd.
Richting vijand
En dan is er nog de merkwaardige oriëntatie van het totale kasteelcomplex, waarbij de hoofdburcht met haar zware hoofdtoren naar het vijandelijke West-Friese gebied is gericht. Geheel in tegenspraak met het principe van defensie, waarbij je pas via een gracht, een voorburcht, een tweede gracht én een hoofdburcht de zware hoofdtoren kon bereiken. Dat principe wordt door de positie van het kasteel volledig tenietgedaan. Vanaf de hogere (in ieder geval droge en zandige) Vroner geestgronden was er direct zicht op de donjon (ofwel zware toren) van de hoofdburcht. Dat betekent dat de omgrachte voorburcht met diverse obstakels eenvoudig kon worden omzeild.
Overigens zijn er ook kastelenonderzoekers die juist van de tegengestelde gedachte uitgaan: de zwaarste toren zou juist doelbewust in het zichtveld van de vijand worden opgetrokken, zodat er een afschrikwekkende werking vanuit ging.
Toegangsweg
En dan is er nog het vraagstuk van de toegang tot het kasteel. Kasteel de Nieuwburg ligt namelijk een eind verwijderd van de eeuwenoude Munnikenweg. En tot op heden is weinig aandacht besteed aan de vraag hoe je destijds het kasteel kon bereiken. Enerzijds lag het aan het water, anderzijds moest er ook een weg naartoe gaan. Bestudering van oude luchtfoto’s en bewerking van de data van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) hebben licht geworpen op dit vraagstuk. Zo hebben we zicht gekregen op de toenmalige toegangsweg naar kasteel de Nieuwburg vanaf de Munnikenweg. Met behulp van de ruwe AHN-data is nu een 3D model gemaakt waarbij het reliëf een beetje groter gemaakt is. Zo is de voormalige toegangsweg nog helemaal in het landschap te ‘lezen’.
Nieuwburg: 2 fasen
Alles bij elkaar komen wij tot de conclusie dat de huidige voorburcht van de Nieuwburg in feite het ‘castris’ was waar vandaan Willem II in 1254 zijn oorkonden uitvaardigde. Het moet ook het kasteel geweest zijn waarvan de monniken Emo en Menko melding maken in hun kroniek.
Daarbij moeten we dus niet denken aan een kasteel volgens de huidige begrippen. Het was een met bakstenen ommuurd kampement en een (al dan niet bewuste) opmaat naar de vorming van een later kasteel.
Willems zoon Floris V heeft later de hoofdburcht toegevoegd aan deze oudere versterking, die vanaf dat moment dus de voorburcht werd. Dit is vermoedelijk pas gebeurd ná de definitieve onderwerping van de Westfriezen in 1288/89. En dit verhaal zou tevens de naam ‘Nieuwburg’ kunnen verklaren: een nieuwe burcht naast de oude burcht van zijn vader.
De eerste vierkante kastelen
De ‘voorburcht’, of naar onze inzichten het ommuurde kampement, stond er toen al bijna een halve eeuw. En dat was dus niets minder dan het ‘castris’ van Willem II. Met zijn vierkante hoofdvorm moet het één van de allereerste toepassingen zijn geweest van dit type kastelen binnen onze landsgrenzen.
Het kan zijn dat kasteel Oud-Haerlem in Heemskerk, dat ook die vierkante vorm had, net enige jaren eerder is opgetrokken. Ook dat kasteel was gebouwd onder supervisie van Rooms-koning Willem II. Floris V heeft de Nieuwburg dus niet gebouwd maar vérbouwd. En dat betekent het niet Floris was die dit type kasteel in Nederland introduceerde, zoals altijd is aangenomen, maar zijn vader Willem II.
En misschien is dat ook wel logisch. Want in tegenstelling tot Floris was vader Willem heel reislustig. Daardoor zal hij zeker in aanraking zijn gekomen met dit vierkante kasteeltype, dat je buiten de huidige landsgrenzen toen al regelmatig tegenkwam.
Toch geen dwangburcht?
Tot slot nog één andere wetenswaardigheid: De hoofdburcht van de Nieuwburg is in opzet veel eenvoudiger dan die van bijvoorbeeld de Nuwendoorn, een andere ‘dwangburcht’ van Floris V, bij Krabbendam. De verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat de hoofdburcht van de Nieuwburg al direct is gebouwd als ambtelijke woning voor de baljuw . De baljuw runde, samen met de rentmeester, het kasteel. Ze waren de ambtenaren van de graaf. In dit geval woonde de baljuw op de Nieuwburg en de rentmeester zat op de Middelburg. Overigens is de term ‘dwangburcht’ dan helemaal niet op zijn plaats. In plaats van een burcht die de bevolking in bedwang moest houden, zal het dan eerder een plek geweest zijn voor de lokale uitvoering van het heffen van belasting.
Rob Gruben, bouwhistoricus BAAC
Nancy de Jong
Jansen, H.P.H. & A. Janse (red.), 1991: Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum, Hilversum, blz 390,391
Renaud, J.G.N., 1971: ‘De Nieuwburg bij Oudorp’, Alkmaars jaarboekje, p. 51-66.
Renaud, J.G.N., 1979: ‘Bouwen in Floris’ dagen’, in: Floris V. Leven, wonen en werken in Holland aan het einde van de dertiende eeuw, publicatie 14 van de stichting “Comité OudMuiderberg”, Den Haag, p. 42-50.