Mient 27 ouder dan buurthuis De Croon
Rijke historie achter onopvallende gevel
Het is één van de meeste gefotografeerde plekjes van de stad. De prachtige rij gevels aan de Mient die je de hele Langestraat al hun kant op lokken. Tussen deze staalkaart aan architectuurstijlen staat op nummer 27 een pand met een vrij sobere lijstgevel. Een gevel die overigens een onverwacht rijk verhaal verhult. Voordat de eigenaar van het pand zijn nieuwe plannen liet uitwerken, liet hij eerst een bouwhistorische verkenning uitvoeren. Hieruit bleek al snel dat we hier te maken hebben met een interessant pand uit de eerste helft van de zestiende eeuw.
De eigenaar van Mient 27, de heer Dick Singerling, ontwikkelde een plan voor het pand met een nieuwe winkelruimte op de begane grond en twee ruime appartementen op de verdiepingen. De bouwhistorische verkenning die hij daaraan vooraf liet gaan, was bedoeld om beter zicht te krijgen op de belangrijkste bouwhistorische waarden van het pand. Dit met als doel ze zo goed mogelijk in de plannen te integreren.
Ook de archeologen van de vakgroep Erfgoed hebben het pand bezocht om waardevolle informatie vast te kunnen leggen.
Deze plek aan de oostzijde van de Gewelfde Stenenburg kwam eind vijftiende eeuw al in ontwikkeling. Uit deze periode zijn overigens geen sporen aangetroffen. Het pand is tijdens de verkenning helemaal uitgepeld. Onder begeleiding van de vakgroep Erfgoed zijn alle latere voorzetwanden en verlaagde plafonds verwijderd, zodat het historische casco nog beter in het zicht kwam. Zo werd al een heel aantal aanwijzingen gevonden over de bouwgeschiedenis van het pand. Vervolgens bracht dendrochronologisch onderzoek, ofwel jaarringenonderzoek van houtmonsters, de laatste verrassende feiten boven tafel.
Los achterhuis
Mient 27 bestaat uit een voorhuis met een ‘los’ achterhuis. Dit achterhuis heeft, heel uitzonderlijk, twee verdiepingen en is met het voorhuis verbonden door een gang. De open plaats tussen de panden heeft later een glazen kap gekregen. Zowel in het voor- als in het achterhuis is een eiken houtskelet aangetroffen met peerkraalsleutelstukken. Sleutelstukken zijn constructies om balken aan de onderzijde te ondersteunen en de toevoeging peerkraal geeft aan dat ze versierd zijn met een peervormige ronde afwerkrand.
Het peerkraalsleutelstuk dat op de verdieping in het achterhuis werd aangetroffen is zeer fijn gesneden en heeft fraaie roosjes aan de zijkanten. Dit sleutelstuk is rijker vormgegeven dan de sleutelstukken in het voorhuis. Hierbij welt de vraag op of dit misschien ooit een belangrijke ruimte was. Het is sowieso al ongebruikelijk dat een los achterhuis een verdieping had. Tussen het houtskelet waren tussenbalken geplaatst. Het is onduidelijk of dit al in de bouwtijd is gebeurd.
Tijdsverschil
Er is overigens wel een subtiel tijdsverschil gevonden in de herkomst van de houtmonsters uit het voor- en het achterhuis. Het hout in het achterhuis komt waarschijnlijk uit 1520. Dit is geconcludeerd op basis van twee houtmonsters waarbij er van één zelfs het kapseizoen kon worden vastgesteld, namelijk de herfst of de winter van dat jaar.
Eén balk is volgens het onderzoek van ná 1520. Het is een balk van Pinus Sylvestrus en dat betekent eigenlijk een vroege toepassing van grenenhout. De consoles waar de tussenbalken op liggen, echter, hebben een typisch zeventiende-eeuws profiel. Ze zijn vergelijkbaar met de consoles in de verbindingsgang. Er zijn dus duidelijke aanwijzingen voor een grote verbouwing in de zeventiende eeuw. Daarnaast is in het achterhuis sowieso veel gebeurd in de loop der tijden. Het pand is nu plat afgedekt, maar moet zeker een kap hebben gehad. In de zestiende eeuw konden ze platte daken namelijk nog niet goed waterdicht afdekken. Mogelijk is de kap verwijderd na een brand, want er zijn wel brandsporen aangetroffen. In het voorhuis ligt op het houtskelet een laag met kinderbinten. Dat zijn de balken onder een vloer, die dwars op de hoofdbalken ofwel moerbinten liggen. De grenen vloerdelen worden aan het zicht onttrokken door zogeheten eiken spreidsel, ofwel dunne eiken platen. Behalve voor het mooie, werd dit spreidsel ook aangebracht om eventueel stof tegen te houden dat uit de kieren kon vallen.
De Croon
Het pand aan de Mient 27 (dus ook het voorhuis) moet er al hebben gestaan toen in 1546-1547 het buurpand ‘De Croon’ op nummer 31 werd gebouwd. Dat konden we zien aan het metselwerk dat we aantroffen in een kastnis aan de zijde van dit buurpand. Dit metselwerk heeft namelijk zogenoemde speciebaarden, ofwel overtollige specie, die normaal gesproken altijd wordt weggeschept. Maar omdat het pand tegen het naastgelegen pand op 27 moet zijn aangebouwd, was dat niet mogelijk.
Dus hoewel het prachtige buurpand ‘De Croon’ zijn oorspronkelijke zestiende-eeuwse gevel nog heeft, is zijn minder opvallende buurman in oorsprong ouder.
Op basis van het jaarringenonderzoek kunnen we stellen dat het hout van het voorhuis is gekapt in de herfst/winter van 1533 en 1534. Dat betekent dat het voorhuis waarschijnlijk in 1535/36 gebouwd is. Het hele voorhuis, met twee bouwlagen en een kap met borstwering, zal in deze periode gebouwd zijn. Dat is dus later dan het achterhuis, waar we hout terugvonden uit 1520. Omdat er geen ouder metselwerk is aangetroffen, is het goed mogelijk dat het voorhuis oorspronkelijk compleet in hout was opgetrokken.
De lijstgevel van nummer 27 is gemaakt aan het eind van de achttiende of het begin van de negentiende eeuw. Toen is ook de kap aangepast om hierop aan te sluiten met een ‘leugenaar’, een gevel die hoger is dan het daadwerkelijke pand dat erachter staat. Vervolgens heeft de pui nog verschillende transformaties ondergaan en ook bij de aanstaande verbouwing zal de pui een moderne ‘make-over’ krijgen, mét behoud van de historische waarden.
Dankzij zowel het bouwhistorische onderzoek als de documentatie van de stadsarcheologen, zijn we weer een stukje wijzer geworden over dit stukje Alkmaar. Dat is mede mogelijk gemaakt door de eigenaar van het pand die hier alle ruimte voor heeft geboden.
Carolien Roozendaal
Bronnen: Rapport bouwhistorische waarneming van Odwin Ralling, september 2018. Documentatie Peter Bitter en Rob Roedema, 21 februari 2019.