Terug naar het overzicht

Resten gevonden in tuin Sint Laurentiuskerk Oudorp

Bovengronds onderzoek naar ondergrondse schuilkerk

De Laurentiuskerk in Oudorp is gebouwd in 1879, maar de geschiedenis van een geloofsgemeenschap op deze plek gaat al veel eeuwen terug. Om hierover meer te weten te komen, verrichtte het gemeentelijke team Archeologie vorig jaar december, samen met Ferry van den Oever van Saricon BV, onderzoek in de tuin van de kerk. Het ging om geofysisch onderzoek, ofwel onderzoek waarbij de grond niet open hoeft. Onderzoek dat toch weer wat nieuwe informatie bracht over de schuilkerk die hier stond vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw.

Toen in de tachtigjarige oorlog het katholieke geloof niet meer openlijk belijd mocht worden, gingen de mensen op zoek naar alternatieven in de vorm van schuilkerken, vaak gevestigd in een schuur. Volgens de overlevering waren er in 1650 verschillende schuurkerken in Heerhugowaard waar ook de Oudorpers gebruik van maakten. Maar toen deze schuurkerken opgerold werden, moesten de gelovigen uitwijken naar elders.

In 1658 stelde Dokter Jan van Dijk een schuur in Oudorp beschikbaar om dienst te gaan doen als schuilkerk. Deze nieuwe schuilkerk werd gebruikt voor gelovigen uit Oudorp, maar ook Heerhugowaard, de Schermer, Oterleek en Sint Pancras. De schuur stond op het perceel waar nu de tuin is van de Sint Laurentiuskerk.

Bekend is dat de schuilkerk ergens na 1727 opnieuw gebouwd is omdat de oude schuur bouwvallig werd. In 1879 is de huidige Laurentiuskerk gebouwd en is de schuilkerk afgebroken. Het enige dat nu nog fysiek herinnert aan de schuilkerk is het lijkhuisje, dat is gemaakt van dezelfde stenen als de stenen die in 2018 aangetroffen zijn in de poeren (ondersteuningsconstructies) van de schuilkerk.

Waarschijnlijk hebben ze destijds het materiaal van de gesloopte schuilkerk op deze manier hergebruikt. Van de schuilkerk zijn overigens geen afbeeldingen bekend. De enige afbeelding die het gebouw van toen weergeeft, is de kadasterplattegrond uit 1821 waarop een tweedelig gebouw te zien is: de schuilkerk en een bijbehorende woning.

Proefsleuf

In april 2018 groeven de gemeentelijke archeologen een proefsleuf op dit terrein.  Daarbij werden enkele resten van de schuilkerk opgegraven. Deze bestonden voornamelijk uit een aantal poeren, ofwel ondersteuningsconstructies, gemaakt van los gestapelde bakstenen. De poeren moeten gediend hebben als onderlegger voor houtbouw op liggende balken. Ook werd er een houten goot aangetroffen die mogelijk behoorde bij het woonhuis dat er in de zeventiende eeuw zou hebben gestaan. De gevonden resten lagen op verschillende diepten, variërend van 30 tot 60 cm onder het maaiveld.

Nog meer resten?

De vraag bleef bestaan of er in de rest van de tuin nog meer resten van de kerk zouden liggen en wat dan de eventuele omvang zou zijn. Om een antwoord te vinden op die vraag, is in december een geofysisch onderzoek verricht. Geofysisch onderzoek is het kijken in de bodem zonder te hoeven graven. Je maakt gebruik van meetapparatuur die contrastverschillen registreert. En die contrastverschillen geven informatie over de structuren in de ondergrond. Het registreren van contrastverschillen kan met behulp van verschillende technieken. Voor dit onderzoek zijn grondradar, magnetometrie en elektromagnetische inductie (EMI) ingezet.

Resultaten

Tijdens het onderzoek is het gehele terrein rondom de voormalige schuilkerk ingemeten. Uit de data komt naar voren dat er op de magnetometriedata een ritmisch patroon waar te nemen is dat niet geheel de lijnen van de kadastertekening volgt. Het is een aantal oranjerode vlekken op rij die verband zouden kunnen houden met de (rood) bakstenen poeren van (het woonhuis) annex schuur die als voorganger diende van de latere schuilkerk. In de radardata zijn op sommige punten wat hardere reflecties te zien die de plattegrond van 1821 ‘raken’. Die zouden wellicht verband kunnen houden met de schuilkerk.

In de EMI-data zijn diverse geleidingsverschillen te zien, maar deze lijken geen verband te houden met de schuilkerk. In alle data laat de gehele tuin een verrommeld beeld zien, verspreid over het hele terrein. Dit kan betekenen dat met de sloop destijds, het gehele terrein behoorlijk overhoop getrokken is en dat wat er nu nog over is, slechts de restjes van de restjes zijn. Dit is ook het beeld dat in 2018 naar voren kwam uit de proefsleuf. En het verklaart waarom bij tuinwerkzaamheden door de hele tuin steeds bakstenen gevonden worden. Het lijkt er dus op dat er nog meer resten van de schuilkerk in de tuin aanwezig zijn maar dat ze zeer summier zijn en dus zeer kwetsbaar.

Nancy de Jong, team Archeologie, i.s.m. Ferry van den Oever (Saricon)

De onderzoekstechnieken

Magnetometrie (MAG)

Een magnetometer registreert de afwijkingen van het aardmagnetisch veld, veroorzaakt door ijzerhoudende voorwerpen maar ook
door bijvoorbeeld baksteen die gebakken is met ijzerhoudende klei.

Grondradar (GPR)

Door het uitzenden en ontvangen van elektromagnetische pulsen kan een grondradarsysteem inzicht geven in de opbouw van de
bodem en eventueel aanwezige ondergrondse structuren.

Electro Magnetische Inductie (EMI)

bij elektromagnetische inductie (EMI-) metingen meet je als het ware de geleidbaarheid van een elektrisch stroompje, ingebracht in
de bodem. Zo kunnen verschillen in bodemsoort, maar ook voormalige grachten, funderingen, enzovoort, in beeld worden gebracht.