Terug naar het overzicht

Hans van Santen schreef boek over Wollebrant Geleynssen de Jongh


Van Alkmaarse wees tot commandeur van de VOC

Ooit gehoord van Wollebrant Geleynssen de Jongh? In Stedelijk Museum Alkmaar hangen twee schilderijen van deze zeventiende-eeuwse handelsman. Hij groeide op in een weeshuis in Alkmaar en ontwikkelde zich tot commandeur van de VOC. Na reizen over de hele wereld vestigde hij zich opnieuw in Alkmaar waar hij, ondanks zijn vele (legaal en illegaal) verdiende geld, nooit tot de vroedschap ging behoren. Waarom haalde hij eigenlijk nooit die top in Alkmaar? Vanwege zijn eenvoudige komaf? Het was in elk geval wel een man die alles wat er in zijn leven gebeurde, documenteerde en bewaarde. Voormalig diplomaat Hans van Santen dook erin en schreef een boek over het leven van Wollebrant Geleynssen de Jongh. Zojuist verschenen als het twintigste deel in de historische reeks van Stichting Alkmaarse Historische Publicaties.

Na zijn pensionering, drie jaar geleden, besloot Hans van Santen de tijd die hij kreeg te gebruiken voor het schrijven van een boek over de man die hem zijn leven lang al intrigeerde: “Ik heb vroeger Indiase taal en cultuur gestudeerd in Leiden en schreef een proefschrift over de VOC in India. Daarvoor gebruikte ik toen al veel materiaal van Geleynssen de Jongh omdat dat zo ongelooflijk gedetailleerd is. Het was een man die alles bewaarde. Dat leverde veel informatie op die voor mij belangrijk was.
Later heb ik nog een keer een boekje geschreven over Geleynssen de Jongh in India, maar dit nieuwe boek gaat dus over zijn hele leven, inclusief de 25 jaar dat hij als rijke pensionado in Alkmaar woonde.” (Tekst gaat verder onder de foto’s)

5 meter archief

Voor het vergaren van zijn informatie doek Van Santen in de archieven: “Een deel van de archieven rond Geleynssen de Jongh is in Den Haag te vinden maar een groot deel is ook hier, in het Regionaal Archief Alkmaar. Daar heb ik veel tijd doorgebracht, de afgelopen tijd. Ik heb die 5 meter archief die hij verzameld heeft helemaal doorgeworsteld. En daar zitten de meest merkwaardige dingen in. Rekeningen van het verbouwen van zijn huis of van riet dat op het dak ging. Hij bezat op het laatst van zijn leven maar liefst acht huizen in Alkmaar, onder meer aan de deftige Langestraat en de Oudegracht, plus een grote boerderij in de Heerhugowaard en een lap grond in de Bergermeer. Ook van de periode na zijn pensioen, toen hij dus weer in Alkmaar kwam wonen, heeft hij alles bewaard. Ik ken geen andere voorbeelden van zo’n lang leven van een compagniesdienaar (hij is 80 geworden!) dat zo goed gedocumenteerd is.
Nu ging het mij niet zozeer om deze dingen of om de hoeveelheid handel en producten in zijn werkzame leven. Ik wilde vooral weten hoe zijn dagelijks leven was. Wat aten ze, hoe gingen ze met elkaar om, wat deden ze in hun vrije tijd? Compagniesdienaren verdienden naast hun salaris veel geld door illegale particuliere handel. Hoe ging dat in zijn werk?

Als diplomaat heb ik gewerkt voor buitenlandse zaken en heb ik zelf ook in India gezeten. Dan is het dus heel aardig om te kijken hoe hij het land toen beschreef. Als hij bijvoorbeeld klaagt over de ongelooflijke hitte in de zomers, dan kan ik dat heel goed invoelen.”

Avonturenroman

Geleynssen de Jongh reisde met de Verenigde Oost-Indische Compagnie de halve wereld over. Hij klom op tot hoge posten in de grootste handelsfirma van zijn tijd. Toen hij na 35 jaar terugkeerde naar zijn geboortestad Alkmaar was hij commandeur van de retourvloot en een rijk man. Hans van Santen laat ons via het leven van Wollebrant de grotere geschiedenis van de Compagnie kennen in zijn boek dat volgens uitgeverij Matrijs leest als een avonturenroman. Ook komen we meer te weten over Alkmaar in de tweede helft van de zeventiende eeuw.
Van Santen: “Waarin investeerde een rijke notabel in die tijd ? Welke boeken las hij? Hoe gingen de notabelen met elkaar om ? Geleynssen bewaarde zelfs de gastenlijsten van een aantal dinertjes die hij voor de Alkmaarse notabelen gaf. Inclusief het menu dat hen werd voorgezet en de kosten van de maaltijd!”
Hij was dus een succesvol zakenman, maar toen hij na zijn pensioen weer in Alkmaar is hij nooit tot de notabelen gaan horen?
“Nee, hij is nooit in de vroedschap is verkozen. En, zeker weten doe je het nooit, maar ik denk dat dat toch te maken heeft zijn eenvoudige komaf. Hij kwam uit de lagere middenklasse, zijn tante was visverkoopster, en hij was al jong wees.
In die periode werd Alkmaar geregeerd door een paar families met een heel erg ‘ons kent ons’-gehalte. En Wollebrant Geleynssen had wel hoop geld maar was helaas niet van de juiste familie. In die tijd moest je natuurlijk allereerst protestants en je moest uiteraard geld hebben maar je moest ook tot een behoorlijke familie behoren.
En dat is hem nooit gelukt. Ook niet om met iemand uit een goede familie te trouwen. Want dat had hem wel toegang verschaft, maar dat is dus niet gebeurd.” (Tekst gaat verder onder de foto’s)

Er hangen wel twee schilderijen van de man in het Stedelijk museum…

“Ja, dat klopt, en allebei van de beroemde Alkmaarse schilder Caesar van Everdingen. Het ene heeft Geleynssen de Jongh ooit zelf laten maken. En toen hij overleed, in 1674, kreeg van Everdingen opdracht om dat grote staatsieportret te maken. Daarvoor gebruikte hij dus hetzelfde portret als basis. Alleen maakt hij er een jonge versie van en hij situeert hem bij Batavia voor de vloot. Die situatie zoals verbeeld op het schilderij, heeft dus nooit in het echt bestaan.”

Het boek ‘Van Alkmaarse wees tot commandeur van de VOC. Het rijke leven van Wollebrant Geleynssen de Jongh, 1596-1674’ is verschenen als deel XX in de Alkmaarse Historische Reeks. Uitgegeven door Stichting Alkmaarse Historische Publicaties in samenwerking met Stichting Uitgeverij Matrijs te Utrecht. Bestellen kan bij de boekhandel of via Uitgeverij Matrijs en de prijs is €29,95.
De genoemde schilderijen van Caesar van Everdingen zijn te bezichtigen in Stedelijk Museum Alkmaar. Daar is ook (nog tot en met 8 mei) de expositie ‘Het ruige landschap’ te zien met werk van zijn broer van Allart van Everdingen.