Terug naar het overzicht

Ook gevonden na de nieuwjaarsbrand van 2015

Glazenier Claes Jacobsz dumpte glasafval in beerput Langestraat 62

Na de nieuwjaarsbrand van 2015 waren er grote opgravingen bij Langestraat 52 t/m 62. Talrijke bijzondere en unieke archeologische resten kwamen naar boven, waaronder die van Maria Tesselschade, en over een groot deel van de vondsten hebben we hier al gepubliceerd. Maar nog niet over de grote partij vensterglas die ook werd gevonden op deze plek en die wordt toegeschreven aan de zeventiende-eeuwse Alkmaarse glazenier Claes Jaspersz die hier zijn huis en werkplek had.

De grote hoeveelheid vensterglas werd gevonden in een beerput van Langestraat 62, vanaf 1642 het huis en de werkplek van glazenier Claes Jaspersz. Claes zal zijn ‘bedrijfsafval’ in de beerput hebben gedumpt vanwege de verkoop van zijn huis in 1656, maar ongetwijfeld buiten medeweten van de nieuwe eigenaar.

Het gebruik van glas voor vensters gaat in West-Europa terug tot de vroege Middeleeuwen. Maar dit blijft vanwege de hoge kosten lange tijd beperkt tot gebouwen met een hoge status. In de Alkmaarse binnenstad zijn archeologische vondsten van vensterglas tot en met de zeventiende eeuw dan ook vrij zeldzaam. En gebrandschilderd glas komt nog minder voor.

Technieken van vensterglas

In de zeventiende eeuw waren er twee methoden om vlakglas te maken. Vanouds bestond er ‘slingerglas’. Hierbij werd met een blaaspijp een bol geblazen die werd overgepakt op een ijzeren staaf, het pontilijzer’. Vervolgens werd de bol ingeklapt en om zijn as rondgetold tot een schijf. Van dit zogenoemde schijvenglas of ‘slingerglas’ werden bij voorkeur ‘losanges’ gemaakt. Dat zijn langwerpige ruitvormige glaasjes. Op die manier kon namelijk de ronde schijf het meest efficiënt worden versneden. Productieafval van dergelijk glas bestaat dus uit ronde randfragmenten en kernstukken met de moet van het pontilijzer erin.

In de zestiende eeuw kwam er een nieuwe techniek waarmee je rechthoekige glasplaten kon maken. De geblazen bol werd dan met een zwaaibeweging langwerpig gemaakt, vervolgens opengeknipt en uitgerold op een vlakke plaat. Dit ‘cilinderglas’ of ‘tafelglas’ is herkenbaar aan de rechte randen van de rechthoekige glasplaat. En ook hier zijn er kernstukken met de moet van het pontilijzer. De rechthoekige glasplaat kon vervolgens gemakkelijk tot vierkante en rechthoekige glaasjes worden versneden.

Brandschilderen

Vensterglas werd in die tijd ook vaak gebrandschilderd. Dat gebeurde door aan de inpandige zijde decoratie aan te brengen met een soort emailverf waarin metaaldeeltjes zijn vermengd. Zo werd bijvoorbeeld ijzer gebruikt voor de kleur zwart/grijs. Aan de buitenzijde van het glasvenster, die was blootgesteld aan weer en wind, waren soms met emailverf steunkleuren opgebracht. De beschildering en de steunkleuren werden met het glas versmolten door het opnieuw te verhitten in een oven met lagere temperatuur.

Vanaf de Middeleeuwen werden kleine glazen ruitjes in de vensters gemonteerd met loodstrips. Dit nog altijd bekende en geliefde glas-in-lood was niet erg stevig omdat het lood een zacht metaal is dat onder druk gemakkelijk vervormt. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werden daarom, vooral bij buitenramen, rechthoekige glaasjes vaak gevat in een stevig houten lijstwerk, ook wel ‘roeden’ genoemd. Daarnaast bleven glazeniers ook glas-in-lood maken voor gebrandschilderd glas. Dit omdat de loodstrips zich, in tegenstelling tot de houten roeden, konden voegen naar de vaak grillige vormen van de gesneden glaspaneeltjes.

Productieafval en sloopafval

In de beerput van Langestraat 62 is een grote partij vensterglas gedumpt, waaronder ook diverse gebrandschilderde glaasjes. Het gaat om groen vensterglas, een enkel fragment diepblauw glas en acht sepiakleurige fragmenten. Verder zijn er circa 760 fragmenten van onversierd (‘blanco’) vensterglas en ongeveer 75 fragmenten van gebrandschilderd glas. Ook zijn er zeven fragmenten onbruikbaar gekreukeld glas. Dat zijn de restanten van het ter plekke versnijden van vlakglas. Verder zijn er vier kernstukken gevonden met de afdruk van het pontilijzer en maar liefst 88 fragmenten van rechte plaatranden. Zoals hiervoor omschreven, zijn deze rechte randen dus afkomstig van ‘cilinderglas’.

128 fragmenten zijn er met afgeknipte randen. En op 110 randen is een zichtbare afdruk te zien van de loodstrips. Al met al kunnen we concluderen dat het glasafval vrijwel volledig bestaat uit gesloopte oude ramen die indertijd vervangen zijn door nieuw glas. Slechts één stukje loodstrip is er gevonden. Waarschijnlijk omdat de oude loodstrips destijds werden omgesmolten voor hergebruik.

Ook het gebrandschilderde vensterglas dat gevonden is, vertoont de sporen van verwijderde loodstrips. Dit materiaal is trouwens erg fragmentarisch. Er zijn maar weinig stukken die aan elkaar passen. Wel zijn de gevonden stukken bijna allemaal gedecoreerd in renaissance stijl en afkomstig uit de periode midden zestiende tot midden zeventiende eeuw. Maar er zijn twee afwijkende fragmenten van iets dikker glas. De afbeeldingen (op het ene fragment een bloem en op het andere een eikenblad) geven een laatmiddeleeuwse gotische indruk. Daarmee zijn de fragmenten verwant aan bijvoorbeeld enkele vijftiende-eeuwse glasvondsten uit Zutphen en Roermond.

Fraai sloopglas

De stukjes gebrandschilderd vensterglas komen zeer waarschijnlijk uit huizen in de binnenstad waar Claes Jaspersz destijds de vensters heeft vervangen. In de afgelopen jaren zijn vergelijkbare vondsten gedaan in andere Nederlandse steden. Het blijkt dat deze vorm glaskunst niet voorbehouden was aan religieuze panden. Ook in woonhuizen van welgestelde particulieren kwam je gebrandschilderd glas tegen. Al zijn het dan doorgaans wel kleinere vensters dan in kerken en kapellen. De voorstellingen op het glas zijn vaak ontleend aan prentkunst met vaak religieuze en mythologische scènes. Maar ook particuliere familiewapens en teksten komen we tegen.

Herdenkingsglas

Op twee van de in de Langestraat gevonden fragmenten zien we opschriften en een jaartal. Op het ene (rechthoekige) fragment staat de incomplete tekst ‘…n Cornelis …chter 1597’. Het andere fragment is de halfronde onderzijde van een medaillon, waarop vermoedelijk een familiewapen stond. Maar wij zien alleen het onderschrift met de intrigerende tekst ‘…n Jacobsz Vinck / ..t geschie(t ?) der oghen beweecht / het herte 1612’. Dat lijkt op een rouwtekst ter ere van een geliefde overledene, geplaatst op een zogenoemd memorieglas. Het kan zijn dat de gebrandschilderde tekst verwijst naar de begrafenis van ‘Jan Jacobsz zijn kint Vinck’ op 29 september 1612. Een begrafenis waarvan de registratie terug te vinden is in de Begrafenisboeken van de Grote Sint Laurenskerk. In dat geval zal het herdenkingsruitje op bestelling gemaakt zijn, voor in het eigen huis van Vinck.

Er is ook een fragment gevonden met het wapen van de Alkmaarse familie Kessel. En op een ander fragment zien we een wapenschild met een omlijsting in renaissancestijl en een huismerk met de letters HS. Dergelijke ruitjes werden in die tijd ook vaak gebruikt als relatiegeschenk ter ere van een bijzondere gelegenheid.

Menselijke figuren

Zeven fragmenten zijn er gevonden met fraai gebrandschilderde menselijke figuren, waarvan er één de borst en het hoofd van een paard heeft.
En twaalf van de gevonden glaasjes zullen gediend hebben als omlijstingen. Van bijvoorbeeld een wapenschild, een tekst of een tafereel. Deze glaasjes zijn allemaal voorzien van lijnenpatronen, rolwerk en plantenmotieven.

De gevonden gebrandschilderde fragmenten lijken veel op archeologische glasvondsten die zijn opgegraven bij woonhuizen in Egmond, Groningen, Oldenzaal en Roermond. Het Egmondse vensterglas zat ooit in de ramen van het huis waar het is gevonden. Maar in Oldenzaal en Roermond gaat het om glasafval dat door een glazenier in zijn werkplaats is verzameld. De glazenier is de ambachtsman die glas verwerkt in de vensters. Hij koopt zijn glas van een glasmaker of een tussenhandelaar. Uit onderzoek is gebleken dat glazeniers ook wel oude glasscherven verzamelden voor glasmakers. Die gebruikten het oude glas in de ovens bij de productie van nieuw glas. Het oude glas fungeerde dan als katalysator in het smeltproces. Kennelijk was de beschildering daarbij geen probleem; die leidde blijkbaar niet tot een merkbare verkleuring van de nieuwe glaspasta. In Roermond zijn er trouwens ook schriftelijke vermeldingen van een speciale glasopkoper die dit afvalmateriaal verkocht aan glasovens in Duitsland.

Zoals al eerder geconcludeerd, zal het overgrote deel van deze glasvondst afkomstig zijn van vensters waarvan Claes Jaspersz de ramen heeft vervangen. Er zijn op basis van deze vondsten geen aanwijzingen dat Claes Jacobsz zelf ook glas beschilderde. Maar dat kunnen we uiteraard niet uitsluiten.

Peter Bitter, team Archeologie

Literatuur

Garde, G. van der (red.), 2019: Roermond Glazeniersstad, Roermond.

Hulst, M., 2016: Gebroken licht. Een vondst van zestiende-eeuws vensterglas en gebrandschilderd glas in Egmond-Binnen, Vormen uit Vuur 231, 54-63.

Melis, J., 2019: Venster naar het verleden. Onderzoek naar een depositie van glas uit de vijftiende tot zeventiende eeuw in Oldenzaal, Vormen uit vuur 240, 24-31.

Schoneveld, J., en G. van Wijhe 1988: Vensterglas, in: P.H.Broekhuizen e.a., Kattendiep deurgraven; Histo­risch-archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Ge­dempte Kattendiep te Groningen, Groningen, 229-250.